standigheden, nitrobenzin enz. voorhanden zijn, drijven deze op de oppervlakte der vloeistof. Onderwerpt men de anilin aan eeue gefraetioneerde destillatie , zoo moet men dat gedeelte wegwerpen, dat onder 180° C, en boven 200° C. overkomt. Destilleert men dezelfde anilin bij aanwezigheid van weinig soda en destilleert men dan op nieuw, zoo moet men hetzelfde resultaat bekomen , als wanneer men de anilin zelf destilleert; ontstaat er een groot verschil tusschen, zoo als dikwijls plaats heeft, zoo is er azijnzuur of derivaten er van inde anilin voorhanden. Men erkent door de gefractioneerde destillatie dat de anilin toluidin bevat, doch men kan ze op die wijze er niet van scheiden. Destilleert men een mengsel van beide de alcaloïden, zoo gaan tusschen 182°, zijnde het kookpunt der anilin, en 198°, dat der toluidin, voortdurend destillaten over; de thermometer blijft echter eerst tamelijk stationair tusschen 192 en 193°. De vloeistoffen die bij deze temperatuur overgaaa , zijn bepaalde mengsels; het eerste bevat 3 deelen anilin en 1 deel toluidiu ; het andere 1 deel anilin en 3 deelen toluidin ; het eerste bezit het sp. gew. van 1.018 , het tweede i.OIO, alzoo juist zooals bij mengsels van beide de alcaloïden inde vermelde evenredigheid. (Ha ges r’s pharmac. Centralhalle 1886, N. 38.) Over de vorming van het bijenwasch; door Frarière te Parijs. Even als de schijnbaar onbeduidenste waarneming dikwijls aanleiding geven kan tot belangrijke ontdekkingen, zoo vestigt de schrijver de aandacht op eeue poging jaren geleden gedaan, om suikerachtige stoffen direct in wasch te veranderen, volgens eene methode, gedeeltelijk nagebootst naar die, welke de natuur onder verschillende omstandigheden aanwendt, om deze metamorphose te bewerkstelligen. Zie hier de aanleiding die de schrijver er toe gebracht heeft om deze metamorphose te beproeven. *
264