van Bonjean) korrelig wordt na langdurigs bewaring. De schrijver vermeent dat de oorzaak van dit verschijnsel moet gezocht worden in het uitkristalliseren van de rftoe-
derkoornsuiker (Mykose), of van de daarin ook reeds dikwijls waargenomen inanuit. Men bespeurt dan ook met het microscoop in dergelijk extract een menigte aanzienlijke, volkomen kleurloze kristalprismen. Hij heeft de volgende wijze gebruikt om ze af te zonderen. Het extract wordt zeer zacht verwarmd en nu juist met zoo veel koud water vermengd , als noodig is , om het vloeibaar te maken. Door grootere hoeveelheden water zouden de kristallen opgelost worden, waarom de verdere verdunning moet geschieden door afwisselend toevoegen van geringe hoeveelheden alcohol en glycerin. Slechts wanneer men daarbij langzaam te werk gaat, bekomt men eene tamelijke verdunning van het extract zonder dat daarbij eene troebeling ontstaat, hetwelk een hoofdvereisehte is tot het zuiver afzonderen der kristallen. Uit het alzoo verdunde extract zonderen zich dan weldra, na rustig staan , de kristallen ; men giet de bruine vloeistof af en waseht het bezinksel herhaaldelijk met de minst mogelijke hoeveelheid alcohol bevattende glycerin af, tot dal het geheel kleurloos is geworden, De schrijver kon , zelfs na herhaalde omkristallisering uit zeer verdunden alcohol, geen goed bepaalde kristalvorm aan deze prismen opmerken. Hunne scheikundige verhouding echter bewees dat het volstrekt geen suiker was. Zij smaken en reageren zuur, geven bij verhitting ammoniakdampen , smelten tot eene stralig kristallyne, in water gemakkelijk oplosbare , maar dan noch zuur, noch alcalisch meer reagerende massa. De oplossing geeft met ammoniak, carbonas-, oxalas- of phosphas ammonicus geen troebeling, zilverzouten veroorzaken daarin gele in zuren oplosbare praecipitaten; barytzouten eene sterke in salpeljfrzuur onoplosbare troebeling. Door platinablond bekomt men geen praecipitatie en de alcoholvlam wordt door de kristallen niet violet gekleurd. De kristallen bestaan alzoo uit phosphas natrieus en am- IV. S.. 2e J. 16
241