trgetie en onoplosbaarheid die de dextrin onder deu invloed der bekoeling zou verkrijgen , daar de dextrin , volgens al de schrijvers, uit haar natuur oplosbaar is in koud water. De schrijver is genaderd tot de nota van Baudrimont, en houdt zich, zonder op de proeven achtte slaan, dadelijk bezig met de beoordeeling zijner conclusie. „Het verschijnsel der ontkleuring is zijn ontstaan verschuldigd aan de vervluchtiging van het iodium door de warmte; dat van de kleuring wordt veroorzaakt door de wederoplossing van de dampen van dit lichaam, dat in het vaatwerk gedurende de periode der bekoeling aanwezig was.” Pa jen heeft door eene eenvoudige en afdoende prpet de conclusies van Baudrimont omvergeworpen. Deze proef kan volgenderwijze worden geresumeerd: men vult een glazen buis circa voor de helft met eene oplossing van iode* turn amyli en verwarmt; wanneer de ontkleuring heeft plaats gehad, dompelt men het onderste gedeelte der buis onmiddellijk in koud water. Slechts in dit gedeelte der buis alleen komt de blauwe kleur weder te voorschijn en plant zich trapsgewijze voort van beneden naar boven, naar gelang men de buis dieper in het water dompelt; een duidelijk bewijs alzoo, dat het gedeelte van het iodium, dat zich ninf inde lucht verspreid heeft, de massa van het vocht ja?? verlaten heeft om in het ledige gedeelte der buis te blijven hangen, tot dat dit door de bekoeling weder inde gelegenheid zou zijn in het vocht op te lossen en het zijn oorspronkelijke kleur te hergeven. De schrijver stelt voor om voor de verklaring, vroegel, door Lassaigne gegeven en later door Personne en Baudrimont voorgesteld, de volgende die hem aannemelijker voorkomt inde plaatste stellen: Bij eene ver' hoogde temperatuur verdwijnt de kleur van de oplossing van iodetum amyli, omdat de verbinding ontleed wordt i de moleculen van het iodium en de stijfsel blijven aanwezig» maar van elkander afgezonderd; de kleur herstelt zich wedcf' waaneer door de bekoeling de moleculen iodiuxn en stijfso
230