men er met een penseel een dikke laag van deze oplossing op , de alcohol en den aether vervliegen spoedig en de gly* cerin waarin de cantharidin is opgelost, blijft op de oppervlakte terug en deelt aan den pleister een zekere buigzaam* heid mede, terwijl zij de werkzaamheid beter verhoogd dan het opstrooien van spaanschevliegpoeder, zoo als dikwijls gedaan wordt. (Journal de Fharmacologie, Avril 1866.) Over zoogenaamde Afrikaansche Cubeben. Prof. Archer vestigt de aandacht op de zoogenaamde Afrikaansche Cubeben, welke echter geenszins eene werkelijke Cubebesoort is of tot een pepersoort behoort, maar van eene plant afstamt, afkomstig van de familie der Xanthoxyleae. Hij houdt de hier bedoelde vrucht voor die der Yepris lanceolata Juss. (Toddalia lanceolata Lamk), die aan de Kaap en op het eiland Mauritius zeer veel voorkomt. Zij gelijkt uitwendig wel eenigzins op echte Cubebe, doch men bemerkt bij nadere beschouwing wezenlijke verschillen ; deze vrucht bestaat namelijk uit eene bij drogen openspringende doosvrucht met niervormige, blauwzwarte, harde zaden. De zaden smaken specerijachtig en missen de bijzondere werking op de urienwerktuigen die de Cubebe eigen is. (Will st ei n’s VierteljaJirschr. 1866, p. 93.) Over de quantitative bepaling van amygdalin de bittere amandelen; door dr. Rieckher- De schrijver heeft zich door bijzondere quantitative bepa* lingen overtuigd, dat amygdalin bij koken met potasch et baryt al de stikstof als ammoniak afgeeft. Hij beveelt daarom aan, de tusschen warmen platen goed uitgeperste bittere amandelen in kokend water te verdeelen, eenige minuten te

222