dagen staan, waarna in het destillaat van 58—65° zich een wit, asbestachtig lichaam begon af te zonderen, welker hoeveelheid zeer spoedig vermeerderde. Later had er ook , na langeren tijd, doch in geringer hoeveelheid eene uitscheiding plaats in het destillaat van 35—45°. De van het vaste lichaam afgefiltreerde vloeistoffen leverden op nieuw, na destillatie over zwavelzuur, veel spoediger een overvloedig 6 uitscheiding van het vaste lichaam. Dit nieuwe lichaam is wit, in water en alcohol onoplosbaar, maar oplosbaar in benzol, waaruit het door alcohol gepraecipiteerd wordt. Het lost op in rookend salpeterzuur eu wordt door water weder gepraecipiteerd. Reeds onder 100“ wordt het donker gekleurd en bij sterker verhitting volkomen onder ontwikkeling van zwaveligzuur ontleed. Bromium schijnt op het lichaam niet te werken en ook phosphorsuperchlorid werkt er zeer langzaam op. Benig 6 voorloopige analysen, die echter niet nauwkeurig met elkander overeenstemden, leidden tot de formule Cjo HlO S2 Os» waarnaar het lichaam in samenstelling met sulphobenzid zou overeenkomen. Hiervoor spreekt de groote indifferentie er van. Wanneer bet lichaam werkelijk een derivaat van amylen is, zoo zou het inde grootste hoeveelheid moeten gevonden zijn inde bij 35—45° kokende hoeveelheid. Het voorkomen in het bij 55—65° kokend gedeelte wordt echter ook daaruit verklaard, dat het op zich zelf niet zonder ontleding destillerend lichaam, bij deze temperatuur in grooter hoeveelheid door den gasstroom wordt overgevoerd. Ofschoon de schrijver slechts 5 ponden petroleumaether in bewerking genomen had, zoo verkreeg hij toch eenige oneen van het nieuwe lichaam. De grootste hoeveelheid werd echter bij de destillatie ontleed. Bij deze destillatien over zwavelzuur blijft steeds een zeer aanzienlijk teerachtig overschot terug. (Zeitach. ƒ, Chemie , 1866 , p. 210.)
218