Een xnensch met diabetes, die zelfs bij zeer aanzienlijke hoeveelheid voedsel hongerig blijft en krachteloos is, moet schielijk te gronde gaan, dewijl zijn ingewand niet meer voldoende is voor de resorptie van de tot zijn bestaan noodzakelijke hoeveelheid voedsel en de lever voor de omzetting der groote hoeveelheden vet in voor oxydatie vatbare producten hare diensten ontzegt. INeemt men aan , dat dein Normaal aantal voorhanden bloedlichaampjes bij diabetes in geringere mate de vatbaarheid bezitten om zuurstof te binden , zoo is men in staat, om de verschijnselen bij deze *iekte te verklaren. Bij een gezond mensch wordt het als zoodanig in het voedsel voorhanden of na aftrekking van de stikstof uit het eiwit ontstane vet verder omgezet en dan met de koolhydraten van het voedsel, wanneer geene ophooping van vet in het lichaam plaats heeft, tot koolzuur en water gcoxydeerd. Bij diabetici, wier darmen én overige organen even als hj gezonden werkzaam zijn, wordt de uit het vettige gedeelte of de koolhydraten van het voedsel afkomstige suiker, ten gevolge der misverhouding van de opgenomeu zuurstof tot de massa van ingebracht voedsel niet verbrandt. Bij een anaemiscb persoon, bij wien alle organen ten ge'’olge der geringere hoeveelheid bloed lijden , kan integenstelling tot gezonden en diabetici slechts weinig stof in het lQgèwand verteerd eu in het lichaam omgezet worden; het zoodanig verteerde of uit het eiwit afkomstige vet wordt hij het voor hém meer dan overvloedige voedsel niet verder Verbruikt maar opgehoopt; zoodat bij anaemischen meestal ketting vanuit het eiwit afkomstig vet inde organen (door de pathologische auatomici in vele gevallen vettige degeneratie genoemd) wordt aangetroffen. (Buchner’s neues Repertorium 1866, No. 2.) f Over het suikergehalte in normale urine. Eriedlander heeft de bekende kwestie over het suikergehalte der normale urine aan een nieuw onderzoek
183