zich met dit gevoelen ; in 1852 bewezen ïremy en Be cque re 1 door nieuwe proeven de gegrondheid dezer uitlegging en Schoenbein zelfs nam deze zonder eenig voorbehoud aan. Het doel dezer mededeeling is niet eene historische ontwikkeling van dit vraagstuk te leveren en de schrijver onthoudt zich alzoo van het leveren der verschillende uiteenlopende meeningen, welke omtrent dit onderwerp zijn bekend gemaakt; alleen acht hij het niet onbelangrijk in herinnering te brengen, dat flouzeau het ozon beschouwd! als oxygenium in statu narcente, welke beschouwing van de Voorgaande niet dan door den naam verschilt. Sommige scheikundigen hebben zelfs verschillende zelfstandigheden in dit riekend lichaam meenen op te merken en wei verschillend, naar den oorsprong er van ; maarde onderzoekingen van Thomas Andrews, in 1855 bekend gemaakt, laten hieromtrent geen twijfel. Deze scheikundige eindigt aldus zijne memorie: „Het ozon is, van welken bron het afkomstig is, een enkel en zelfde lichaam met dezelfde eigenschappen en het is geen samengesteld lichaam, maar een allotropischen toestand van het oxygenium.” Uit zijn onderzoek is het besluit op te maken, dat deze allotropische toestand zijn ontstaan verschuldigd is aan de werking der electriciteit op de zuurstof. Deze opinie, gegrond op schoone onderzoekingen, is overal geldend geworden , en het bestaan van het ozon , uit dit oogpunt beschouwd , schijnt tegenwoordig onomstootelijk. Indien nu echter het ozon geen andere eigenschap had dan dat het eene karakteristieke reuk bezit, zoo zou het ons weinig belang inboezemen; maar het bezit eene veel belangrijker eigenschap, welke tot talrijke en nuttige toepassingen aanleiding geven kan , namelijk eeü krachtig oxydatievermogen, dat veel grooter is dan dat der gewone zuurstof. Maar indien het bestaan van dit beginsel bewezen is, zoo heeft men niet met dezelfde zekerheid de practische middelen om zijne tegenwoordigheid inde lucht en zijn graad
98