PHARMACEIITISCH WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. ONDER REDACTIE VAN R. J. OPWIJRDA, Apotheker te Nijmegen.

Dit Blad wordt eiken Zaterdag uitgegeven bij D. B. CENTEN te Amsterdam. Prijs per Jaargang, franco per post, ƒ 4.50. Prijs der Advertentiën: van 1 tot 6 regels ƒl. , elke regel meer 15 ets., en 10 ets. voor een N°. van het Blad.

•De stukken, welke men wenscht opgenomen te zien, worden I uiterlijk Woensdagmorgen verwacht bij den Redacteur te I Nijmegen; de advertentiën ui terlijk Vrijdag avond bij den \ Uitgever te Amsterdam.

N°. 33.

ZONDAG 8 December 1873.

Jaargang.

J2ctlc<Sec!lngeii. Ingezonden stultJten. Vanwege den Minister van Binnenlandsche Zaken isbekend gemaakt, dat de commissie, belast met het examineeren van hen, die eene acte van bevoegdheid als apotheker wenschen te verkrijgen, zitting zal houden op 11 December en volgende dagen te Amsterdam. PHARMACEUTISCHE STATISTIEK. Even als elk jaar geven we ook thans een pharmaceutische statistiek, getrokken uit het Verslag aan den Koning van de bevindingen en handelingen van het geneeskundig staatstoezicht in het jaar 1871 (een boekdeel van 494 bladzijden). Uit het Verslag blijkt, dat op den Sisten December 1871 in Nederland waren 805 apotheken en 170 drogistwinkels. De verdeeling oVer de verschillende provinciënwas: in Noordbrabant 48 apotheken, 2 drogistwinkels; in Gelderland 79 apotheken, 7 drogistwinkels; in Zuidholland 168 apotheken, 68 drogistwinkels; in Noordholland 196 apotheken, 63 drogistwinkels; in Zeeland 61 apotheken, 3 drogistwinkels; in Utrecht 41 apotheken, 18 drogistwinkels; in Eriesland 72 apotheken, 1 drogistwinkel; in Overijsel 39 apotheken, 7 drogistwinkels: in Groningen 40 apotheken, 15 drogistwinkels; in Drenthe 16 apotheken, 1 drogistwinkel; in Limburg 85 apotheken (geen drogistwinkel). Het aantal apotheken bedroeg op 31 December 1870, 820 en is dus in 1871 met 15 verminderd. Het aantal drogistwinkels bedroeg op 31 December 1870, 169 (in het vorig Verslag staat abusievelijk 170) en is dus in 1871 met 1 vermeerderd. In Noordbrabant zijn 4 apotheken opgeheven, 1 apotheek bijgekomen; in Zuidholland zijn 7 apotheken opgeheven, 2 apotheken en 2 drogistwinkels bijgekomen; in Zeeland is 1 apotheek opgeheven, 1 bijgekomen; in Friesland zijn 2 apotheken opgeheven, 2 apotheken en 1 drogistwinkel bijgekomen; in Groningen zijn 6 apotheken opgeheven, 3 apotheken bijgekomen; in Limburg zijn 4 apotheken opgeheven. Inde overige provinciën heeft geen verandering plaats gehad. Volgens opgaven van de visiteerende commissiën bedroeg het aantal van hen, die inde apotheken hulp verleenden als geëxamineerde apothekers, apothekersbedienden (bevoegd volgens art. 34 van Wet IV), hulp- en leerling-apothekers in Noordbrabant 4 geëxamineerde apothekers, 9 apothekersbedienden, 1 hulp-apotheker, 9 leerling-apothekers; in Gelderland 5 geëxamineerde apothekers, 15 apothekersbedienden, 2 hulp-apothekers, 38 leerling-apothekers; in Zuidholland 26 geëxamineerde

apothekers, 89 apothekersbedienden, 14 hulp-apothekers, 21 leerling-apothekers ; in Noordholland 16 geëxamineerde apothekers, 131 apothekersbedienden, 19 hulp-apothekers, 18 leerling-apothekers; in Zeeland 2 geëxamineerde apothekers, 14 apothekersbedienden,, 4 hulp-apothekers, 2 leerling-apothekers; in Utrecht 4 geëxamineerde apothekers, 31 apothekersbedienden, 4 hulp-apothekers, 5 leerling-apothekers; in Friesland 5 geëxamineerde apothekers, 10 apothekersbedienden, 3 hulp-apothekers, 17 leerling'-apothekers; in Overijsel 3 geëxamineerde apothekers, 10 apothekersbedienden, 3 hulp-apothekers, I leerling-apothekers; in Groningen 13 apothekersbedienden, 4 hulp-apothekers, 11 leerling-apothekers; in Drenthe 1 geëxamineerd apotheker, 5 apothekersbedienden, 4 leerling-apothekers; in Limburg 2 geëxamineerde apothekers, 5 apothekersbedienden, 5 leerling-apothekers. Het hulp-personeel inde apotheken bestond dus in bet geheel uit 68 geëxamineerde apothekers, 332 apothekersbedienden, 45 hulp-apothekers, 113 leerling-apothekers. (In 1870 waren deze cijfers 75 geëxamineerde apothekers, 305 apothekersbedienden, 45 hulp-apothekers, 113 leerling-apothekers. Indien de opgaven in beide jaren juist zijn geweest, waarop misschien echter nog al wat zal zijn af te dingen, dan zou het toenemen der apothekersbedienden volgens de oude wet in 1871 zeker een vreemd verschijnsel opleveren). Behalve uit de genoemde 805 apotheken en 170 drogistwinkels werden door hel grootste aantal der 987 plattelandsheelmeesters (in 1870 was dit cijfer 1017) en een niet onaanzienlijk deel der 937 medicinae doctores, 61 artsen en 37 eervol ontslagen officieren van gezondheid Iste en 2de klasse, zoover hun standplaats hun daartoe bevoegdheid gaf, geneesmiddelen afgeleverd. Eindelijk bestonden er 64 tandmeesters, bevoegd tot het afleveren van tand- en mondmiddelen.

In het aantal apotheken, hoofdzakelijk inde steden gevestigd, werd in het jaar 1871 eene werkelijke vermindering waargenomen, gelijk aan die in 1870, namelijk ten bedrage van 15. Even als het getal geneeskundigen is ook het aantal apotheken in ons vaderland sinds de laatste! jaren aanmerkelijk gedaald. Men telde namelijk den Sisten December 186 7, 857 apotheken, den Sisten December 1871 slechts 805, hetwelk dus een verschil oplevert van 52 apotheken. Het Verslag zegt, //dat daaromtrent (evenmin als over gebrek aan geneeskundige hulp wegens het afnemend aantal geneeskundigen) geene klachten bij de Regeering zijn ingekomen.” Dit zal ook wel zoo spoedig het geval niet zijn, en wie weet of wel ooit, omdat de apotheken inde steden zijn opeenge-