dat door inwerking van zekere agentia groene, violette en blaauwe kleuren vormt, wordt door den schrijver als het belangrijkste feit aangemerkt, dat deze onderzoeking ter kennis gebragt heeft. (Gompies rendus, T. 61, p. 188.)

Over de gewinning van den Tolubalscm; door John Weir. Wanneer een boom geschikt bevonden wordt tot inzameling van, den Tolubalsem , maakt men door den bast heen twee scheve insnijdingen, zoodanig, dat zij naar onder toe een scherpe hoek vormen, doch niet geheel en al ineen loopen. Men holt aan deze onderste plaats de bast en het hout een weinig uit en bevestigt er de calabas aan, waarin de uitvloeijende balsem verzameld zal worden. Men doet deze bewerking over de geheele oppervlakte van den stam in kleine tusschenruimten van elkander en zoo hoog als een man met de armen kan reiken, zoodat aan eiken stam omtrent 20 zoodanige calabassen komen te hangen. De vergaarder van den balsem gaat van tijd tot tijd rondom den boom, voorzien vaneen paar fleschvormige zakken van tüwc vellen, die over den rug vaneen ezel hangen en daarin hij de calabassen ledigt, waarna hij deze laatsten weder op hunne plaats aan den boom bevestigt, en herhaalt tulks wanneer de calabassen weder volgeloopen zijn. Deze bewerking geschiedt gedurende 8 maanden van het Jaar van Julij tot Maart of April. Wanneer de balsem overmoedig vloeit, zoo duurt het ongeveer eene maand dat de ®chalen vol zijn. (Wittstein’s Vierteljahr. /. pr. Pharm, Bd, 14. H. 3.) \ xy S., Ie J. 24

369