(■*9B )
(Over Scillamaritima L. ürginea Scilla Steinh, door Prof. C. Schroff.
Volgens uitdrukkelijke opmerking van den schrijver moet de hier volgende mededeeling over Scilla maritima niet als eeno monographie der Scilla beschouwd worden, .maar als eene poging om vele dwalingen omtrent deze plant te herstellen ,en sommige twijfelingen op te lossen welke inde leer omtrent dit geneesmiddel nog bestaan. Hij heeft zich voorgesteld eenige vragen te beantwoorden en wel 1. Stammen dein den handel voorkomende bollen van Scilla vaneen en dezelfde species of van meerdere en van welke? 2. Hoedanig is het indit opzigt gelegen met de gedroogd® Scilla van den handel? 3. Xn welke betrekking staande buitenste rokken der Scilla tot het binnenste ten opzigte wan den graad hunner werkzaamheid, 4., Bezit de roode ol de witte Scilla meer werkzaam beginsel en verdient daarom de eeneihoven de andere de voorkeur inde praktijk? 5. Wat heeft men te houden voor het; algemeen; aangenomen vlugtig® beginsel? 6, Van welken aard en beteekenis zijnde inde Scilla zoo ruim voorkomende kristalnaalden? 7. Is behalve de scillitin nog een ander werkzaam, beginsel aan te nemen? 8. Welke physiologische werking komt toe aan de scillitin en welke aan de Scilla. 1. De ouden onderscheidden volgens Plinius lib. XIX c. 30 drie soorten van Scilla, hoewel zijne derde soort, de naar Epime.nides benoemde epimenidische, met on*6 voor geneeskundig doel gebruikte Scilla niets gemeens heeft» daarbij als, toevoegsel voor spijzen t diende. Tftm de genees* jkrachtige Scilla;wordt eene mannelijke met witte en eene vrouwelijke met zwarte bladeren onderscheiden. Daar P1 i* nius in het 19 hoofdstuk over de natuur van den bol handelt, zoo moet datgene, wat hij zegt omtrent de bladen» op de rokken der bollen toegepast worden. Hij onderscheidt alzoo eene witte en eene zwarte, welke laatste wel zal overeenkomen met onze donker bruinroode Scilla. In het