argenticus en chloretum hydrargyrieum reduceerde en met aeetaa plumbieus een wit praecipitaat gaf. Hieruit besloot bij , dat de zelfstandigheid die bij de kleuring der santonin door het licht gevormd was, mierenzuur is. Het destillaat tot droog verdampt gaf een donkerrood harsachtig overschot. De gekleurde santonin verloor door behandeling met water bijna al zijn reuk, loste daarop voor het grootste gedeelte in alcohol op tot eene geelachtige vloeistof, die bij verdamping een roodachtig geel restant achterliet; dit restant lost bijna volkomen op in aether. De aetherische oplossing laat een onkristalliseerbaar barnsteengeel overschot terug, dat zeer bitter van smaak is en door den schrijver photosantoninzuur genoemd is. De analyse leverde de formule :Ou Hl4 03. (Zeitschr. des allg. Oester. ApotJi. Vereins. 1865 , en Hager’s pharmaceutische CentralJialle, 1865, No. 26.)
Werking van steenkolengas op sulphis cuprosus; door H. Boettger. Wanneer men tot verzadiging toe sulphis cupricus in hyposulphis natricus oplost, vervolgens er eenige droppels ammonia liquida bijvoegt en buiten toetreding der dampkringslucht een stroom van lichtgas, dat van zwavel en koolzuur bevrijd is, door deze oplossing laat strijken , zoo wordt het vocht bloedrood gekleurd, doch zonder eenig praecipitaat te vormen. Deze reactie heeft plaats noch met gas uit het hars, noch met dat uit bitumineuse leisoorten bereid. De schrijver heeft zich overtuigd dat deze reactie niets gemeens heeft met die, welke de acetylen voortbrengt; hij schrijft ze toe aan eene nog niet geïsoleerde zelfstandigheid en bepaaldelijk aanwezig in het lichtgas uit steenkool bereid. (Journal de Pharm. et de Chimie, Mai, 1865.)
269