nomen coagulum wordt tusschen filtreerpapier afgedroogd , daarna met watervrijen alcohol verdund en alles op een filtrum gebragt. De doorgeloopen vloeistof wordt vervolgens met aether en l/0 absoluten alcohol vermengd en men zet het afwasschen met dit mengsel zoo lang voort, als er nog vet wordt medegenomen. Men weet of al het vet verwijderd is, zoodra de aetherische vloeistof, welke aan de buitenzijde van den trechter opgezogen wordt, geen spoor van vet meer teruglaat. Men doet een weinig alcohol bij den aether om het te snelle doorloopen der vloeistof te verhinderen en alzoo hare aanraking met de kaasmassa te verlengen.

Boter. De alcoholische en aetherische vloeistoffen worden ineen afgewogen glazen schaaltje vereenigd en op een waterbad uitgedampt. De boter wordt daarna gewogen. Case'in. Het door den watervrijen alcohol en den aether niet opgeloste overschot wordt geheel gevormd door de caseïn, welke de met azijnzuur tot stremming gebragte 20 c. c. melk bevat hebben. De snelle verdamping van den aether waarmede deze casein doortrokken is, levert, na verloop van eenige minuten een helder wit, droog, poedervormig caseïn, dat zonder de minste moeite zich laat wegen. Het caseïngehalte inde koemelk wisselt af van 33,5—36,83 gram per liter. De caseïn is zonder tegenspraak het beginsel, waarvan de hoeveelheid het minst inde zamenstelling der melk verandert en deze omstandigheid wint in beteekenis, wanneer men in aanmerking neemt, hoe moeijelijk het is, deze stof na te maken en ze inde melk door eene vervalsching te vervangen. Wei. Albumen, lactoproteïn, melksuiker, ascJi. Men verdeelt de door affiltrering van het coagulum afgezonderde wei in 3 gelijke deelen. Het eene dient om het albumen en lactoproteïn , het tweede om de melksuiker en het laatste om de asch te bepalen. Albumen. Men neemt 35 tot 40 c. c. van de verdunde wei en brengt deze vloeistof in eene glazen kolf, onder

152