w°rden opgegeven komen in hoofdzaak overeen met die "elke de ontdekkers van dit metaal hebben bekend gehaakt.
Carbonas indicus stelt daar een wit, geleiachtig praocipitaat, lat ook gedroogd nog met zuren opbruischt en alzoo het °°lzuur vast verbonden bevat. Het zout is oplosbaar in Carbonas ammonicus en daaruit door koken weder af te zon» leren; ineen overvloed van carbonas kalicus of natricus ®t het daarentegen niet op. Bicarbanas natricus geeft met ‘"liumzouten een wit praeeipitaat, dat ineen overvloed van ®t praeeipiteermiddel onoplosbaar is. -Phosphas indicus is wit en volumineus ; het zuringzure zout kristalvorm ig. Geelbloedloogzout geeft een wit, roodbloed°°ffzout geen praeeipitaat. fthodankalium, looizuur en chroma» kalicus zijn zonder werlQg op indmmzouten. hulpkas indicus werd in onduidelijke kristallen verkregen, zout bezit veel minder neming; om te kristalliseren dan 1 OO 6 sulphas zincicus en schijnt ook oplosbaarder te zijn; 111611 kan door herhaalde omkristallisering van indiumbevat-601 sulphas zincicus dit laatste bijna volkomen van indium Vrijden en tevens eene betrekkelijk indiumrijke moederloog krijgen. Uitras indicus kristalliseert moeijelijk uit eene waterige, l°eh gemakkelijk uit eene zure oplossing in bundelvormig Vereenigde prismen. Sulphuretum indicum wordt door zwavelwaterstof uit eene a?ljtizure oplossing als een geel, slijmig praeeipitaat afge?Qllderd, dat in roodbruine , broze stukken uitdroogt. BÜ van sterke zuren wordt de praecipitatie door Zwavelwaterstof verhinderd, doch niet door sulphuretum am-‘l,onicutn. net hierdoor bekomen lichtgele praeeipitaat lost de koude niet ineen overvloed van het praecipiteerop; doch bij zachte verwarming heeft er eene volko-11611 oplossing plaats. Bij bekoeling zondert zich het zwa» ‘dndiutn weder af, maar nu met eene wille kleur en waar"dijnlijk inden toestand van hydraat; bij vernieuwde ver»
101