Werden van ; die plant, later gestorven , onmiddellijk twee stekken genomen, stekken die in 1862 tot meer dan 20 v°et hooge boomen waren opgegroeid.

Bijaldien men in 1852 de kennis bezeten had van de gemakkelijke en spoedige wijze, waarop de kinaplant zich door middel van stekken en oogen laat vermenigvuldigen, een feit, dat door de proeven van den kundigen Mac Ivo r, direkteur der engelsche kinakultuur te Ootakamund , boven allen twijfel gesteld is, dan zou die enkele te Tjibodas aangebragte Calisaya-plant thans reeds millioenen afstammelingen kunnen hebben voortgebragt en alzoo de kuituur van de voor kiuinebereiding meest geschikte kinasoort voor goed '’erzekerd kunnen zijn geweest. Maar behalve dat men in 1852 die kennis nog niet bezat, was het te gewaagd om de nieuw in te voeren kuituur te doen afhangen, van de al of niet behouden aankomst van één enkele plant en was de bending van den heer Hass ka r 1 naar Peru dus allezins "’enschehjk. Bij Z. M. besluit dd. 30 Junij 1852 werd namelijk de toenmalige minister van koloniën, de heer Ch, ï1- Pah u d , gemagtigd de inzameling van kinaplanten en zaden op te dragen aan den heer J. K. Hassk ar 1, die daarna op 17 December 1853 uit Southampton naar Amerika Vertrok en reeds op 28 Julij daaraanvolgende eene goede hoeveelheid zaden van diverse kinasoorten naar Nederland z°nd, welke door den minister gedeeltelijk naar Java werden Verzonden en gedeeltelijk aan de drie akademische kruidtuinen eo aan den kruidtuin te Amsterdam ter behandeling werden toevertrouwd. Dein Nederland achtergebleven zaden kiemden weldra, maar naauwelijks begonnen de daaruit verkregen planten zich krachtiger te ontwikkelen, of reeds werd het gerucht verbreid dat zij niet tot de goede kinasoorten behoorden, Betgeen hieromtrent gezegd en geschreven is, ga ik, getrouw aan mijn voornemen, om zooveel mogelijk alle personaliteiten te vermijden , met stilzwijgen voorbij. Ik vermeld Bleen de daadzaak, dat ik door eene toevallige omstandigheid inde gelegenheid kwam om door eene bevoegde autori-

37