die zich onder het mikroskoop voordeden als lange prisofa’s en zich verhielden als sulphas iodokinidinicus.

Volmaakt dezelfde uitkomst werd verkregen door den bast met alcohol, bij kookhitte, uitte trekken, het alcoholisch Altraat met een overvloed van acetas plumbicus neer te ploffen, te filtreren, met zwavelwaterstof het overtollige lood te verwijderen en het praecipitaat van zwavellood door filtratie af te zonderen. De vloeistof op een waterbad tot droog verdampt, het residu in weinig water opgelost en gefiltreerd zijnde, werd eene geconcentreerde oplossing van •odetum kalicum toegevoegd, waardoor zich een overvloedig wit Dederslag afscheidde, dat verzameld, gedroogd en uit alcohol gekristalliseerd zich als zuiveren hydroiodas kinidinicus verhield. Mogt men nu nog in vollen ernst willen beweren, dat zelfs tier, of door inwerking van kalk en alcohol, óf door de weinige druppels azijnzuur, óf door acetas plumbicus, óf door zwavelwaterstof, kortom door eene der gebruikte stoffen, de kinidine kan ontstaan zijn, zoodat wij geenzins het bewijs geleverd hebben, dat zij werkelijk inden bast der Cinch. Calisaya als zoodanig voorkomt, dan hebben wij zeker geen regt om het tegendeel met stellige zekerheid staande te houden, oiaar alsdan betwisten wij, op denzelfden grond, het regt om het bestaan van kinine en cinchonine in kinabasten , Biorphine en andere alkaloïden in opium enz. aan te nemen. Wij voor ons houden het er voor, dat door beide bovenstaande proeven, voldingend bewezen is, het bestaan van kinidine inden stambast van de Cinch. Calisaya van Java. In eene volgende mededeeling stellen wij ons voor de quantitatieve bepaling en vooral de scheiding der kina-alkaloïden nader te behandelen. Botterdam 10 Dec. 1864. IV. 8., Ie J. 2

17