Over het al of niet gepraeformeerd voorkomen van Jcinidine in sommige kinabasten; door E. A. van der Burg, Lector inde scheikunde te Rotterdam,

Wederom op uitnoodiging van Dr. J. E. de Vrij, werd door mij de stambast van Cinch. Galisaya van Java onderzocht met het oogmerk om daarin het al of niet tegenwoordig zijn van kinidine te constateren, door eene methode van onderzoek, die niet zou gedoogen de beschuldiging, dat de kinidine niet gepraeformeerd aanwezig geweest was, maar door de bij de bewerking gebruikte agentia of door te groote hitte ontstaan is. 3,25 Wigtjes van den tot poeder gebragten bast werden overeenkomstig de door de Vrij medegedeelde (1) methode, met kalkhydraat en alcohol kokend uitgetrokken, de alcoholische oplossing, met eenige druppels verdund azijnzuur flaauw zuur gemaakt, op het waterbad tot droog verdampt, het residu in zoo weinig mogelijk water opgelost en gefiltreerd , zoodat ongeveer 2 a 3 CC. filtraat werden verkregen. Uit deze gefiltreerde vloeistof werden de alkaloïden door iodetum kalicum afgescheiden, waardoor een overvloedig praecipitaat ontstond, dat verzameld, afgewasschen, gedroogd, en in kokenden alcohol opgelost werd. De alcoholische vloeistof leverde bij bekoeling krystalleu, die bij vergelijking met zuiveren hydroiodas kinidinicus, zoowel wat den krystalvorm betreft, bij microscopische beschouwing , als wat de verhouding aangaat tot aq. chlorata en ammonia (waardoor eerst afscheiding volgde van iodium, dat echter dooreen overvloed van het chlorwater weder oploste) en ten opzigte der oplosbaarheid in water en alcohol zich volmaakt identisch verhielden. Bovendien werden er door oplossing dezer krystalleu in verdund zwavelzuur, toevoeging van sterk azijnzuur en van eenige druppels tinctura iodii, krystalleu afgescheiden van eene donker granaat-roode kleur, (1) Zie no, 10 van den 6o Jaargang van dit Tijdschrift. (E. A, v. d, B.)

16