dagen waren voorbij gegaan, voor dat het onderzoek ten einde gebragt was. En welke uitkomst werd verkregen ? Yan de 25 wigtjes bij 100° gedroogde bladeren (met de bladstelen daaraan) werden afgezonderd 0,03 grm. nederslag, die de alkaloïden moest vertegenwoordigen, derhalve 0,12 pCt. Om de oplosbaarheid in ether te bepalen, werd herhaaldelijk overeenkomstig Junghuhn’s opgave met dit menstruum uitgekookt, zonder dat de vloeistof gekleurd werd, of het praecipitaat schijnbaar in volumen verminderde. Bij weging van het op ’t filtrum teruggeblevene , was ’t gewigt hetzelfde gebleven , 0,03 grm. ïer controle werd ook de etherische

oplossing verdampt en het overschot gewogen ; er bleef werkelijk iets terug, dat lichtbruin gekleurd was en in uiterlijk overeenkomst vertoonde met kinine, die op een waterbad gesmolten was. Dat iets woog juist ook 0,03 grm. Het spreekt wel van zelf, dat die uitkomst verbazing wekte en onmiddellijk aanleiding gaf tot wantrouwen , wat de gewigtsbepaling betreft van het gezamenlijk alkaloïd-gehalte. Immers 0,03 grm. waren door ether opgelost (kinine ?) en 0,03 grm. waren onopgelost gebleven (cinchonine ?), derhalve moest ia het geheel 0,06 grm. verkregen zijn. Doch met deze gevolgtrekking kon ik mij zoo spoedig niet vereenigen, en alvorens het schijnbaar door ether opgeloste te onderzoeken werd de gebruikte ether zelf onderzocht. Deze had tot sp, gew. 0,724 bij 17° 0., was vrij van alcohol en water en oefende op lakmoespapier geen zigtbaren invloed uit; hij mogt dus als zuiver en absoluut worden beschouwd. Intusschen werden 100 kubieke centimeters (de hoeveelheid ongeveer ter uittrekking der vermeende kinabases gebezigd) op het waterbad verdampt en nu bleef een in uiterlijk en hoeveelheid volmaakt overeenkomstig residu terug, dat zich verhield als een mengsel van zwavelzuur en zwavelzuurethyloxyde. Wij zullen ons niet verdiepen in gissingen, omtrent het ontstaan van dien sulph. aethylic. welligt door het voorhanden zijn van sporen van zwaveligzuur, die langzamerhand in zwavelzuur zijn overgegaan, dat zich dan met ethyloxydc heeft kunnen verbinden —, maar alleen het feit

13