V?r taling. Tottenham, 1 December 1864, Waarde heer! Ik beantwoord zoo spoedig mogelijk na mijne tehuiskomst uwen brief van 20 Nov. 1.1., Waaruit ik vernam dat dr. Miquel schrijft, dat de zoogenoemde „Cinchona Pahudiana”
niets anders is dan dè C. Carabayensis (Wedde 11). Een ander mijner correspondenten berigt mij dat dr. Miquel’s bewering is, dat zulks nu erkend wordt het geval te zijn. Ik ben buiten staat om het tijdschrift „de Gids” te raadplegen, waarin gij mij zegt dat deze bewering gevonden wordt, maar ik kan hare naauwkeurigheid niet aannemen. Ik weet dat dit altijd het gevoelen was van dr. Miqu e 1, maar zeker niet van allen die de vraag onderzocht hebben. Onder andere schreef mijn betreurde vriend dr. de Yriese mij, onder dagteekening van 14 October 1860 het volgende .- „Daar de tegenstanders van den heer Junghuhn hardnekkig verklaren, dat zijne veronderstelde C. lueumaefolia? dezelfde is als Wedde I’s C. Carabayensis, en daarom voorgeven dat de groote aanplantingen van deze plant nutteloos zijn, zoo is het van groot belang voor mij om meer volledig bekend te zijn met C. Carabayensis.” In overeenstemming met een verzoek in dezen zelfden brief zond ik aan dr. de Ynese een fraai exemplaar van de plant met de goed ontwikkelde vrucht, dat door dr. WeddeM zelf aan mij gegeven was, en ineen brief geschreven daaraanvolgend, onder dagteekening van 14 November zegt dr. de Yriese: „het onderzoek en de vergelijking van C. Carabayensis en C. Pahudiana heeft mij ontwijfelbaar bewezen dat de beide species verschillend zijn. Een tegenovergesteld gevoelen vol te houden zou een leugen zijn.” Ik aarzel de bovenstaande sterke uitdrukking te copiëren, maar zij werpt licht op het onderwerp, als aantoonende dat er zekere opgewondenheid van gevoelen moet bestaan hebben, zonder twijfel in verband met het groot materieel belang daarin betrokken , hetgeen in het kalm wetenschappelijk onderzoek kan zijn tusschonbeiden gekomen en, vol-
2