wordt en zijne afleveringen slechts na tijd en wijle in Nederland plegen verspreid te worden, meen ik geen onnut werk te doen met te anticipeeren op hetgeen later, hoewel slechts door weinigen, in originali zou kunnen worden gelezen. Browghton, de Chemicus der Britsch-Indische kinaplantsoenen, bereidde de gezamenlijke alcaloïden uit Succirubra-\i-Atii in 1867 voor het eerst in het groot. Hij noemde ze: amorphous quinine, een titel, door den heer Moens veroordeeld, omdat in het mengsel nooit meer dan Vio kinine voorkomt. Onze landgenoot dr. de Vrij herdoopte het „amorphous quinine” in quinetum. In Bengalen, waar de stof tegenwoordig in het groot bereid wordt, heet zij Cinchona febrifuge, Indian quinine en Quinquinine. De voordeelen van het quinetum als geneesmiddel worden gewoonlijk als volgt omschreven: 1». Het werk uitmuntend als febrifugum. 2°. Het heeft eene minder onaangename bijwerking dan kinine. 3°. Het is goedkooper. Omtrent het eerste punt merkt de heer Moens op, dat de ervaring, in 1877 in het hospitaal te Weltevreden opgedaan, voor het quinetum gunstig was. Daartegenover echter wordt gewezen op een rapport, in 1876 uitgebracht door den heer G. Smith, Surgeon-General van het Indian Medical Department te Madras, aan wien de leiding der proeven met „Cinchona febrifuge” was opgedragen geweest, en wiens conclusie in deze zinsnede vervat was : „dat de uitkomsten, verkregen bij de proeven met dit nieuwe praeparaat, niet voldaan hadden en dat de voortzetting van het gebruik daarvan niet kon worden aanbevolen”. Dit verschil inde beoordeeling eener stof van denzelfden naam, door bekwame geir-skundigen, geroepen om dezelfde ziekte te bestrij- kan, meent de heer Moens, enkel worden toegeschreven aan verschil in samenstelling dier stof; en zoo ooit, geeft zeker het quinetum het recht deze gevolgtrekking op den voorgrond te plaatsen. Waaruit bestaat dan nu het quinetum, en weet men iets omtrent de werking zijner bestanddeelen, elk afzonderlijk P //Goed bereid quinetum”, zegt de heer Moens, nuit echten Succirubra-bast verkregen, bestaat uit chinine, cinchonidine, cinchonine en amorph alcaloïd waarbij nog eene geringe hoeveelheid chinamine ’. Hij voegt er bij, dat het kinamine, wegens de zeer geringe hoeveelheid, die men er in het quinetum van vindt, buiten beschouwing kan blijven. Met uitzondering dan ook van deze stof en van bet amorph alcoloïd, werden in Britsch-Indië, eerst in 1866 en later in 1867, met kinine, cinchonidine en cinchonine proeven aan het ziekbed genomen en de daarbij verkregen uitkomsten openbaar gemaakt in het Blue booh of East-India Cinchona cultivation 1866—1870, gedrukt op last van het Engelsch Parlement, d.d. 9 Augustus 1870. Die uitkomsten, gegrond op een grooter aantal waarnemingen dan ooit elders werden volbracht, worden door den heer Moens inde volgende regels saamgevat: „De bijwerking van cinchonidine- en cinchoninezouten is niet minder onaangenaam dan die van kininezouten”. //Cinchonidinezouten zijn koortswerende middelen van weinig minder vermogen dan chinine”. „Cinchoninezouten verdienen om de minder goede antiperiodische werking en de meer onaangename nevenverschijnselen het minst in gebruik te komen, ofschoon aan dat alkaloïd geen koortswerende kracht kan ontzegd worden” *)• Met deze kennis toegerust, komt de vraag aan de orde ; hoeveel pet. der vroeger genoemde samenstellende * De auteur wijst hier ook nog op proeven, in Oostenrijk met gezuiverde chinoïdine en in Britsch-Indië met kinidine genomen. Chinoïdinezouten werken altijd koortswerend, en soms zelf krachtiger dan die der andere kina-alcaloïden. Kinidine werkt weinig minder krachtig dan kinine, maar is te zeldzaam om gewicht inde schaal te kunnen leggen. In quinetum komen deze stoffen echter niet voor.

deelen er wel in het quinetum gevonden worden. Het antwoord hierop luidt: kinine van 4.3—22.2 pet., cinchonidine van 24.0—58.1 pet,, cinchonine van 18.0—54.0 pet., amorph alcaloïd van 4.1 21.7 pet., water, enz. van 1.2—16.8 pet. Afgaande op de uitkomsten, hierboven en inde noot aan den voet dezer bladzijde nader omschreven, en aannemende dat de werking van het gezuiverde chinoïdine het naast met die van het amorph alcoloïd overeenkomt, verklaart nu de heer Moens, dat dit mengsel zal moeten werken alsof men eene geringe gift chinine toediende, en wel des te slechter, naarmate het meer cinchonine bevat. Dat het quinetum minder onaangename bijwerkingen hebben zou dan kinine, ontkent hij, ~op grond dat alle alcaloïden gezamenlijk, in dat opzicht, wel geene andere werking zullen uitoefenen dan elk hunner afzonderlijk”, en ten tweede //omdat die bijwerkingen in Britsch-Indië werkelijk soms zoo onaangenaam bleken te zijn, dat sommige inlanders het hospitaal liever heimelijk verlieten dan zich opnieuw aan eene herhaling der ondergane kuur te onderwerpen. Nu nog een enkel woord over den prijs. De heer Moens verklaart, dat ineen tijd, toen de fabrikant Whiffen te Londen het quinetum aanbood voor ƒ 86 per kilogram, de andere kina-alcaloïden (zouten) in Europa kosteden: Zwavelzure kinine ƒ 138. per kilogram. // cinchonidine // 52. // „ // cinchonine // 15. // // // chinidine // 88.— „ „ Citroenzure chinoïdine „ 10.— // „ en maakt nu de opmerking, dat de vraag of quinetum goedkoop is, afhangt van het punt van vergelijking, waarvan men uitgaat. Wordt quinetum met zwavelzure kinine vergeleken, dan is het goedkoop, duur echter, als men het stelt tegenover zwavelzure cinchonidine, en buitensporig duur tegenover citroenzure chinoïdine. „De voorstanders van quinetum” aldus de heer Moens, //verzuimen nimmer om chinine voor de vergelijking te gebruiken en zich te houden alsof ze niet wisten dat er nog andere kina-alcaloïden te koop zijn. En waarlijk, het is evenmin bewezen dat quinetum gelijk staat met chinine, als dat chinoïdinezouten beneden quinetum zouden staan in therapeutische werking.” Het denkbeeld, alsof quinetum betrekkelijk weinig kostbaar zoude zijn, heeft vooral daardoor veld gewonnen, dat de Engelschen wel eens beweerd hebben, dat een kilo van dat mengsel, uit succirubra-bast bereid, slechts ƒ42.50 kosten zou. Zij vergaten er echter bij te voegen, dat men, om tot dat cijfer te komen, de grondstof ter bereiding, geheel willekeurig, op Vs van de werkelijke waarde geschat had. Eerlijk berekend, komt een kilo quinetum de Engelsche regeering op het dubbele dier som, d.i. dus op ƒ 85 per kilo te staan. Dat met die som van / 42.50 gefraudeerd werd, valt ook af te leiden uit artikelen van den jongsten tijd inde nieuwsbladen van Madras (waar de gouvernements-bereiding van quinetum, na 4 jaar beproevens, opgegeven werd) en de Britsche pharmaceutische tijdschriften, die er allen op aandringen, dat de gouvernements-bereiding in Bengalen moge worden opgeheven, omdat deze te Calcutta een verlies deed lijden van ƒ300.000 en dat men voor die som, waarvoor 4451/» pond quinetum van inferieure qualiteit werd bereid, 1233 pond zwavelzure cinchonidine of 3055 pond zwavelzure cinchonine had kunnen koopen. De vraag of het goed is, het quinetum zóó aan te bevelen als wel eens geschiedt en de kininezouten daardoor te willen verdringen, wordt door den Heer Moens in stellig ontkennenden zin beantwoord. Het middel is daarvoor veel te onstandvastig in zijne samenstelling, en daarenboven een vormloos, geelachtig-wit poeder, dat zich uitstekend leent tot vervalsching met allerlei stoffen van soortgelijken aard. Hier komt nog bij, dat men volstrekt niet zeker is, dat eene eenmaal inde nabijheid der kinatuinen gevestigde fabriek altijd van grondstof van dezelfde waarde voorzien zal kunnen worden, daar, niemand er voor kan instaan, bijaldien

verschillende Cinchonen binnen eene zekere ruimte nevens elkander geteeld en geene bijzondere voorzorgen tegen kruising genomen worden, dat de succirubra- basten zich zei ven gelijk blijven en de uiteen nieuw geslacht van zaailingen verkregene geen nadeeligen achteruitgang in hunne werkzame bestanddeelen zullen ondervinden. De Heer Moens erkent, dat er, als zwavelzure kinine altijd even duur bleef als zij wel eens geweest is, voor het gebruik van quinetum wel iets te zeggen zou zijn, altijd als men slechts tusschen die beide en geene andere bereidingen te kiezen had. Hij vestigt er echter de aandacht op, dat eerstgenoemd zout inden laatsten tijd weder in prijs is achteruitgegaan en dat er hoop bestaat dat, door het oordeelkundig kweeken van de beste CincJiona-soorten, in Britsch- zoowel als in Nederlandsch-Indië, tot die daling al meer en meer aanleiding zal worden gegeven. In elk geval meent hij dat, daar zwavelzure cinchonidine ten hoogste even veel, en zwavelzure cinchonine, alsook citroenzure chinoïdine, veel minder kosten dan quinetum, het in gevallen, waar men iets anders als kinine wenscht te geven, het best en rationeelst zal zijn, tot een dier zouten zijne toevlucht te nemen. Yooral het zwavelzure cinchonidine zoude, als een fraai gekristallizeerd zout van eene goede koortswerende werking en eene standvastige samenstelling, zich ten sterkste daartoe aanbevelen. De Heer Moens meent dat de Heerde Vrij, in een onlangs geschreven opstel in het Nieuw Tijdschrift voor Pharmacie (a° 1878, pag. 176), getoond heeft, niet zoo moeielijk tot zijne zienswijze te zijn over te halen. Genoemde chemicus toch raadde aan, geen quinetum voor echt en zuiver te verklaren, als waarin ten minste 52 pet. cinchonidine plus kinine vervat zouden zijn. //Nog een stap slechts is er noodig om tot de erkenning te komen, dat, in quinetum, het voordeel eener geringe hoeveelheid chinine het beste febrifugum ruim wordt opgewogen door het nadeel eener grootere quantiteit van het slechtste febrifugum: de cinchonine; en dat het beter is, die beiden weg te nemen en alleen cinchonidine, in zwavelzure verbinding, te geven. Dan beschikt men overeen zout van bekende standvastige samenstelling, in plaats van over eene zeer veranderlijke stof.” Toen de kinine hoog in prijs was, gaf de Heer Moens aan landheeren, die veel koortslijders te behandelen hadden en die hem om raad kwamen vragen, steeds dit antwoord: //Vraag uw apotheker om ü zwavelzure cinchonidine te bezorgen voor ƒ3.50 het med, ons, d.i. met eene goede winst, en, kan hij dat niet, laat dan voortaan dat middel uit Europa komen en zorg daar het toch niet kan bederven er een goeden voorraad van te hebben. Is u dat nog te duur, neem dan citroenzure chinoïdine, die niet meer dan /'1.50 het med. ons mag kosten. Het eerste houd ik voor beter dan quinetum, het tweede voor even goed,” 0. A. J. A. Oüdemans. Bij de overstrooming van de Theis zijn inde stad Szegbdin en inde omliggende plaatsen, 9 apotheken te gronde gegaan. Van de 8 apotheken te Szegedin zijn slechts 2 in staat gebleven, om aan de behoefte aan artsenijen te voldoen. Niettegenstaande inden tijdelijken nood der bezitters van de verongelukte apotheken voldoende is voorzien, zal er toch veel hulp noodig zijn, om hen in staat te stellen hunne apotheken weder op te richten, temeer daar de materiëele toestand der apothekers van Hongarije alles behalve gunstig is. De collega’s in Duitschland worden opgeroepen liefdegiften daarvoor af te zonderen en op te zenden aan Gustav e Jarmay, apotheker te Budapest en voorzitter van het algemeen Hongaarsch Apothekers-Verein. Mochten er ook apothekers in Nederland aan die roepstem voor ver afwonende noodlijdende collega’s gehoor geven, dan wil de Redactie van dit blad zich gaarne met de opzending der daarvoor bestemde gelden belasten. Virginia is de naam vaneen nieuw vet uit het residu der destillatie van ruwe petroleum, hetwelk zich van