drank nalaten , dan het genot van hun betelpruimpje of Buyo.

Wat de bestanddeelen der Arecanoot betreft, zoo vinden wij als voor heerschend daarin looistof, benevens een weinig vlugge en vette olie, gomachtige en extractive stof; het groote deel dezer bestanddeelen wordt door koken van de noot met water, alsmede bij het kaauwen uitgetrokken. Bij verdamping van het uittreksel tot droog, blijft eene bruine , broze massa terug, welke met die zelfstandigheid overeenkomt, die wij over Engeland uit Oost-Indië betrekken en den naam van Catechu draagt, welke zelfstandigheid in de geneeskunst als adstringens, doch overvloediger voor technisch gebruik, tot verwen en looijen van fijne leder waren wordt aangewendt. Het is echter te betwijfelen of er werkelijk inden handel eene uit Areeanoten bereide catechusoort voorkomt. Al de daarop betrekking hebbende opgaven berusten op mededeelingen van den Bngelschen kruidkundige Heyne, en eenige schrijvers houden dein de gedaante van kleine vlakke, met rijstpluizen bestrooide koeken voorkomende catechusoort voor de vermoedelijk uit die noten bereide Kaam van Heyne, hoewel latere schrijvers, zoo als Drury, Cleghorn en anderen niets zekers daaromtrent vermelden. De gewone soorten van catechu van onzen handel, welke daarom hier vermelding verdienen, omdat zij ook door de Mal evers als toevoegsel bij hun Bugo gebruikt worden, zijn de volgende: de meest gebruikte is de zoogenoemde Cutsch der Indianen, zijnde bruine, glinsterende, verbrokkelde massa’s, die op de breuk meer of minder poreus zijn, en waarop de indrukken van bladen zijn te onderkennen, welke echter van geen palmsoort afkomstig zijn. Deze soort wordt verkregen door uitkoking van het stamhout eener Mimosa, Acacia Catechu Willd, die door geheel Indië overvloedig gevonden wordt. De andere soort, gewoonlijk Gambir genoemd, komt voor inde gedaante van geelroodachtige of bruine taarlingen, die zoo ligt zijn , dat zij op het water drijven; van binnen bezitten zij eene lichter, doffer kleur en zijn het op dergelijke wijze bekomen produkt van eene struik-

363