bezitten eene eigenaardige zelfstandigheid (Carapin volgens Persoz), welke sterk bitter van smaak is, en overigens bevat de bast stoffen, welke overeenkomen met die, welke inde bruine kinabast aanwezig zijn. Carapa Guinemsis Sweet of Carapa Touloucoma G-uill. en Pierr. is een boom van west Afrika. Uit de zwartroode zaden, welke bijna zoo groot zijn als een hoenderei, wordt «De vrucht der Carapa van Guyana is eene houtachtige eironde doqsvrucht, 8 a 10 centimeters lang, voorzien met 4 afgeronde kanten en 4 voren , zij opent zich met 4 kleppen en bevat 7 a 8 vrij groote zaden, welke tegen elkander aangedrukt zijn. Zij zijn op de as der vrucht vastgehecht en van verschillend hoekigen vorm, naar de plaats die zij bij hunne onderlinge vereeniging innemen. Deze zaden bezitten eene roodachtige en lederachtige schil; de pit bestaat uit twee dikke zaadlobben waaruit men door persing eene geelachtige olie bekomt, welke deels vloeibaar , deels vast is in warme landen, maar bij de gemiddelde temperatuur van onze luchtstreek steeds vast is.” «Deze olie is zeer bitter en wordt in Amerika voor onderscheiden doeleinden aangewend. Zij wordt niet alleen algemeen voor verlichting gebruikt , maarde Indianen vermengden ze eertijds met orleans en besmeerden daarmede het ligchaam, het aangezicht en de haren, zoo wel als schoonheidsmiddel , als om zich tegen den steek der insekten te bewaren; de jagers onder de zwarten smeren er nog de beenen mede in voor hetzelfde doel en men wrijft er insgelijks de meudels mede, die men voor insekten wil bewaren. Deze olie wordt tegenwoordig (1850) met vele anderen voor de bereiding van zeep te Marscille aangebragt. «Het hout van Carapa is vezelig, vrij ligt, roodachtig, en wordt niet door insekten aangetast.” «De zaden van Touloucouna (Carapa touloucouna Guill, Guinemsis Sweet. De touloucouna is een groote boom van Senegambië, welke van die van Guyana verschilt door zijne vijfdeelige bloemen en zijne vijfkantige vrnchten welke in vijf kleppen openen. De zaden stellen in het midden eene bolvormige opeenhoping daar, en bestaan nit eene roodachtige barde, bijna houtige schil; de pit is eenigzins rozeeachtig gekleurd, hard zeer vet, en levert door uitpersing eene bittere , bleekgele olie van de consistentie van vaste olijfolie. Deze zaden zijn dikwijls zeer afgeplat, Wanneer zij op elkander naar de hoogte van de vrucht zijn opeen gepakt geweest, maar men vindt er ook ronde bij. Ook deze zaden en hare olie Worden te Marseille aangebragt voor de bereiding van zeep. (P. 3, H.)

331