Arsenicum zondert uit zwaveligzuur zwavel af, doch verandert niet in zwavelmetaal, terwijl daar en tegen arsenigzuur 611 zwavelzuur inde oplossing komt.
■Antimonium geeft kleine kristallen, die onder het mikroskoop een aggregaat van spiesvormige kristallen verschijnen, z°o als dit voor het natuurlijk voorkomend graauwspiesglanserts kenmerkend is. De koolzure zouten werden eveneens bestudeerd in hunne Veriionding tot zwaveligzuur. Koolzure kalk geeft kristalvor-Mig watervrije zwavelzure kalk, welks vormen onder het Mikroskoop niet te onderscheiden waren van waterbevattendo listallen en alzoo geen anhydrid konden zijn. De koolzure zouten van baryt en strontiaan verhielden Mch indifferent; als men ze met zwavel en water aan eene temperatuur van 120—130° blootstelde, ontstond daarin zeer °pmerkelijk sulphis barytieus en stronticus, maar slechts sPoren van zwavelzure zouten, terwijl de hoeveelheid zwavel» ?‘Uur, die door ontleding des waters en van de zwavel ontbond, zeer beduidend was. Steeg bij deze proeven do temiMratunr boven 150°, zoo werd de vloeistof eerst licht, daarna steeds donkerder blaauw gekleurd, totdat zij de kleur van e®ne vrij geconcentreerde oplossing van kopervitriool aangenomen had, waarna zij bij verdere verhitting smaragdgroen 611 eindelijk bruin werd. Bij verhitting verdwenen deze kleuren weder en er bleef slechts eene eenigzins geelgekleurde °plossing van polysulphuretum baryticum enz. over. Dezelfde kleuringen nam de schrijver ook reeds vroeger waar bij proe-Ven, waarbij hij antimonium en zink met zwavel en water behandelde. Daarentegen ontstond de kleuring niet, toen b'j zwavel met oplossingen van alealiën verhitte; en even Mia bij verhitting zonder zwavel van enkelvoudig of meer-v°udig zwavelbaryum. De terugblijvende verbindingen, die bestonden uit zwaveligzure en geringe hoeveelheden van zouten, bleven volkomen wit. Slechts bij stron'aan waren deze dikwijls en eenmaal ook bij baryt op sommige plaatsen flaauw blaauwachtig gekleurd. Inde hoop de kleur de kunnen fixeren, werd aluinaarde
325