Over het zelfde onderwerp; door Prof. Dr. Henk e 1.

De beschrijving van deze, van Ho war d ontvangen werkbast van Cinchona Calisaya is als volgt: De stukken zijn hoogstens 1%" laag en Vs" breed, deels ylak, deels gegleufd, dikwijls onregelmatig gekromd; die welke 'ai:i dunnere worteltakken afkomstig zijn zijn opgerold, en wel leestal spiraalvormig en dan meer dan 2%—3'" indoor-StJede. De grootere van meer dikke worteldeelen genomen jukken zijn deels van kurk ontbloot, deels is deze aanwens en dan zeer ruw, oneifen, met onregelmatige verdie-P'ngen en overlaugsehe voren voorzien ; de kleur der kurk ls licht geel bruin, de binnenvlakte (bastzijde) kaneelkleurig, golfvormig gestreept. De dunnere stukken zijn van uiten met eene bijna gladde kurklaag van eene donkerbruinachtige kleur bedekt, van binnen van dezelfde kleur als de Sfootere stukken. De breuk is kort, digt en fijnvezelig, even de echte Calisaya; de smaak is bitter, eenigzins wrang. De rangschikking der afzonderlijke elementen inden anaknischen bouw van dezen bast komt overeen met die van stambast der C. Calisaya; de hastcellen staan in rijen, echter niet zamenhangen, maar van elkander gescheizijn dooreen zeer klein mazig parenchym, dat eene Seelbruine massa en zetmeelkorreltjes bevat; deze bastcellen 2!)a kleiner dan die van den stambast en de binnenste niet '°l komen verdikt, derhalve meer ringvormig. Bij de jongere Wtstukken ontbreekt de middenbast eveneens en men treft 'er en daar de op zich zelve dunne periderma-laag aan, b''jtbaar doordrongen met eene daaronder liggende bastcel, *°° dat deze laatste er gedeeltelijk uitkomt. De kleinheid der afzonderlijke stukken, de eigendomme‘J«e kromming van het grootste deel, maar vooral de gladde /Uine oppervlakte der jongere opgerolde baststukken stelt 111 staat, om eene bijmenging bij echte Calisaya bij eenige opmerkzaamheid gemakkelijfc te onderkennen. Dij deze gelegenheid vestigt Hen kei de aandacht op

301