delijke reactie bij een gohaite van chlorium. Men moet nog dit in acht nemen , dat men de gebleekte stof zelve na het gebruik van het antichloor met het reagens moet onderzoeken en niet maar alleen het water, waarmede het is afgewasschen, daar de stof nog eene beduidende hoeveelheid chlorium kan bevatten, zonder dat het afwaschwater een spoor daarvan aantoont. {Deutsche Industr.-Zeitung 1864 en Hager’s pharmaceutische Centralhalle 1864, No. 19.) Overeen nieuw alcaloïd in Aconitum, JSapellus door F. en H. Smith. Ter bereiding van dit nieuwe alcaloïd werd het sap van den wortel van Aconitum Napellns tot een extract verdampt met alcohol uitgetrokken, gedestilleerd, het overblijvende tot extractdikte verdampt op nieuw met alcohol uitgetrokken en dit uittreksel met kalkmelk vermengd (iVg pond op tOQ pond wortels). De gefiltreerde vloeistof werd daarna met zwavelzuur vermengd totdat er geen praecipitaat meer gevormd werd, de alcohol af gedestilleerd en het terugblijvende waterige gedeelte, na afscheiding eener donkergroene vettige massa gefiltreerd. De sterk zure oplossing werd daarna met soda zoo ver veronzijdigd, dat zij nog eene fiaauw zure reactie behield en alzoo' geen aeonitin kon afgezonderd borden en vervolgens gedurende 1 *et. Er ontstond nu een overvloedig, deels poedervormig , deels krisfallyn praecipitaat, hetwelk het nieuwe alcaloïd is, dat door de schrijvers voorloopig Aconellin genoemd is. Het ls door herhaalde kristallisering uit kokenden alcohol onder Zinwending van gezuiverde dierlijke kool gemakkelijk in sUeeuwwitte kristalgroepen te bekomen. Het kristalliseert buitengewoon gemakkelijk. Op platinablik verhit verbrandt bet geheel en al ; met sodakalk geeft het overvloedige ammoniakale dampen. Het reageert fiaauw alcalisch , al zijne °plossingen in zuren bezitten eene zure reactie. Het is bijna
249