Over de oplosbaarheid van de sulphas plumbicus in zoutzuur en salpeterzuur; door George F. Rodwell.
De schrijver digereerde volkomen zuivere en drooge sulphas plnmbicus bij de gewone lente- en herfst-temperatuur met zoutzuur en salpeterzuur van verschillende sterkte, door het mengsel ineen goed gesloten vat onder gedurige omschudding te laten staan, De trekking werd tusschen een en tien dagen volgehouden, terwijl de bepaling van de opgeloste hoeveelheid sulphas plumbicus om den anderen dag werd ondernomen. Uit dit onderzoek bleek, dat reeds vóór den vijfden dag de grootste hoeveelheid sulphas plumbicus was opgelost. De schrijver vond dat 1 deel sulphas plumbicus bij de gewone temperatuur opgelost werd in: Verdund zoutzuur. Spec. gew. Procent HCI. 681,8956 deelen. 1,0519 = 10,602 281,7298 „ 1,0800 = 16,310 106,6496 „ 1.1070 = 22,010 47,3076 „ 1,1359 = '27,5245 35,0268 „ 1,1570 = 31,6015 Verdund salpeterzuur. Spec. gew. Procent NOs 303,0991 deelen 1,079 = 11,55 173,7542 „ 1,123 = 17,50 127,4859 „ 1,250 34,00 10282,7763 „ 1,420 = 60,00 Wanneer eene oplossing van sulphas plumbicus in zoutzuur wordt uitgedampt, zoo bekomt men bij afkoeling perlemoerglinsterende rhombische kristalplaten van chloretum plumbicum. Worden deze in eene geringe hoeveelheid heet water opgelost, zoo bekomt men bij bekoeling de naalden van het chloretum plumbicum. Sulphas plumbicus met salpeterzuur, dat 60 pCt. NOs be* vat gedigereerd, gaat na verloop van drie of vier dagen bijna geheel over in octaëders van uitras plumbicus, doch zelfs
36