zigen als men de kleur weder wil te voorschijn brengen. Het water waarin dit iodium ontkleurd geworden is, wordt bij bekoeling niet gekleurd en wordt gewoonlijk niet gepraecipiteerd door nitras argenticus, waaruit volgt, dat de iodstijfsel bij hare ontkleuring geen iodium verliest. De blaauwe ioduur wordt door nitras argenticus ontkleurd, zonder dat er een praecipitaat ontstaat. Bene zeer geringe hoeveelheid nitras argenticus is reeds voldoende om onbepaalde hoeveelheden iodstijfsel te ontkleuren. Somtijds ontstaat inde vloeistof eene geringe troebeling en deze verdwijnt , wanneer men een klein kristal nitras argenticus toevoegt. Het praecipitaat is, als het ontstaat, zoo onbeduidend, dat het wel kan toegeschreven worden aan eenen geringen iodium overvloed. Yoegt men bij de door nitras argenticus ontkleurde oplossing een weinig iodetum kalieum, zoo wordt zij oogenblikkelijk weder gekleurd en er ontstaat een gering praecipitaat van iodetum argenticum. De inwerking van iodetum kalieum op stijfsel is eveneens de aandacht waardig. Yoegt men eenige kristallen van dit zout bij eene oplossing van iodstijfsel, zoo verliest deze hare blaauwe kleur en gaat langzamerhand inde roode kleur van het biïodetum kalieum over. Wordt iodkaliumstijfsel bij eene iodiumoplossing gevoegd, dan verloopt de reactie eveneens. De kleur wordt inden aanvang niet veranderd , doch wordt weldra groen , waarschijnlijk, daar er een weinig blaauw iodstijfsel gevormd wordt. Bij al deze reao tien moet men met oplossingen werken, welke geen overvloed van iodium bevatten. Schudt men iodstijfsel die met iodium overzadigd is met alcohol, zoo ontstaat een blaauw praecipitaat van iodstijfsel en inde vloeistof blijft het overvloedige iodium. Wordt deze oplossing met aether geschud, zoo ontstaat eveneens een praecipitaat, dat echter eene donkerder kleur dan vroeger bezit. Hieruit trekt de schrijver het besluit, dat de iodstijfsel eene wezenlijke verbinding of een mengsel van onderscheidene 3e S. 6e. J. 2
17