Over vast arsenikwaterstof.

De opgaven omtrent de wijze van ontstaan, de eigenschappen en zamenstelling van het vaste arsenikwaterstot zijn zoo afwijkende, dat Dr. Wiederhold nieuwe onderzoekingen daaromtrent heeft ingesteld. Wat het ontstaan dezer verbinding aanbelangt, zoo bevestigt de schrijver de opgave van Soebeiran, dat het door chlorium uit gasvormig arsenikwaterstof afgescheiden ligchaam niets anders is, dan metallisch arsenik, maar dat het ontledingsprodukt van dit gas door lucht, salpeterzuur of stikosyd een mengsel van arsenicum en vast arsenikwaterstof is. Men weet echter over de eigenschappen van deze laatste stof weinig meer, dan wat Magnus heeft gevonden , dat zij namelijk bij verhitting in hare bestanddeelen gescheiden wordt. Daar de methoden welke tot nog toe gevolgd werden slechts zeer geringe hoeveelheden daarvan deden bekomen, zoo heeft de schrijver de volgende wijze aangeraden. Eene legering van 1 deel arsenicum en 5 deelen zink wordt behandeld met zoutzuur van matige concentratie. De legering wordt uit zuivere metalen ineen toegedekte kroes zamengesmolten, daarna nog % uurs ineen windoven verhit en daarna in koud water gegranuleerd. Brengt men nu de korrels in zoutzuur, zoo begint eene heftige gasontwikkeling van arsenikwaterstof en waterstof, waarbij de oplossing geel, daarna tegelrood, eindelijk bruin gekleurd wordt, terwijl na geƫindigde reactie de vaste arsenikwaterstof zich als een roodbruin poeder op den bodem van het vat en op de oppervlakte der vloeistof verzamelt. Door herhaalde behandeling met zoutzuur en afwassching met water wordt het praeparaat tot op een gering gehalte aan kool gezuiverd. De analyse werd op de volgende wijze ondernomen: de bij 100= gedroogde zelfstandigheid werd door verhitting in

374