gelatineuse hoedanigheid en houdt op , als het metamorphisch ijzeroxydhydraat in kristalloïdisch of rood verandert.

Is de azijnzure ijzeroxydvloeistof geconcentreerd en met bruin ijzeroxydhydraat oververzadigd , zoo ontstaan langzamerhand inde vloeistof mikroskopisch kleine waterheldere prismen, welke zich op den bodem van de flesch waarin zij bewaard wordt, zoodanig ophoopen, dat zij een licht roodachtig bruin bezinksel schijnen te vormen. Hare tegenwoordigheid is alleen door het mikroskoop te onderkennen. Zij zijn eene azijnzure verbinding van de formule Eea 03, ÏÏO,A, want als men ze onder het mikroskoop met bijtende ammonia bijeenbrengt, zoo zonderen zij metamorphiseh ijzeroxydhydraat Pe2 ü3, 2H O af. Het zou kunnen schijnen dat hare afzondering de azijnzure ijzeroxydoplossing weder goed kon maken, maar deze laatste bevat bereids de kiem der ontleding in zich, om bij de geringste aanleiding van uitwen* dige invloeden metamorphiseh en kristalloïdisch ijzeroxydhydraat af te zonderen. Den schrijver zijn bezinksels voorgekomen, welke onder het mikroskoop alle 3 de modificatiën van het ijzeroxydhydraat en genoemde kristallen vertoonden. Wat nu de zouten der alcaliën en aarden betreft, welke, wanneer zij bij de azijnzure ijzeroxydoplossing zijn bijgemengd, des te sneller eene ontleding van deze laatste zouden moeten bewerken, zoo moet de schrijver deze meening nog eveneens als voor 10 jaren als ongegrond verklaren. Een reeks van mengsels met geringe hoeveelheden potasch-, soda- en magnesiazouten in goed gesloten flesschen en op een donkere plaats bij de gewone temperatuur bewaard, bleven tot zelfs V2 jaar onveranderd, als dit ook onder dezelfde verhoudingen met de daartoe gebruikte azijnzure ijzeroplossing het geval was. De schrijver nam wel waar, dat alsdan eenige dezer mengsels bij zachte verwarming eerder ontleed werden, doch in eenige gevallen had ook het omgekeerde plaats, dat wil zeggen , de zuivere azijnzure oplossing werd na de verwarming en nederstelling eerder dan het mengsel ontleed. Het komt hier altijd aan op de modificatie en de soort der zoutverbindingj, in welke zich het ijzeroxyd inde op-

372