pCt., maarde ontleding was toch te langzaam en de kleur3 veranderingen nog minder merkbaar en zelfs bijna niet. De schrijver overtuigde zich verder, dat noch veranderd» inde wijze van praecipitatie, noch verschil van temperatu1’*1' daarbij merkbare verandering inde zamenstelling en eigeU schappen dezer bijprodukten teweeg bragten en hij trekt ef alleen dit besluit uit, dat deze bijprodukten zeer basis6 blijven, hoedanig ook de voorwaarden zijn, waaronder praecipitatie plaats grijpt.

JU X X O tl X. . De moederlogen welke hij bij deze laatste proefneming;0 weder bekomen had , werden nu door 'verdunde ammou gepraecipiteerd, zorg dragende het vocht een weinig zuur laten. Hierbij was opmerkelijk , dat er een zeer wit praecipl taat bekomen werd , dat zwaar was, gemakkelijk door war#1 ontleed werd, het genoemde verschijnsel van inkrimping v®r toonde en meer zuur bevatte, dan hetgeen hij bij de laatst genoemde praecipitatie had waargenomen; dit magister!11111 verloor 17,5 pCt. en stootte overvloediger nitreusedanl!1111®11 uit; nogtans was er geene kleurverandering waar te neV>e,} Juist het tegendeel heeft nu plaats als men een vocht pra® cipiteert, dat afkomstig is van de onmiddellijke oplossing bismuth in salpeterzuur en waarvan men hare eerste e derloog met ammonia liquida behandelt. De schrijver trekt uit zijne onderzoekingen de volgeD resultaten: – 1. De magisteria bismuthi zijn des te digter naarmat0 meer zuur bevatten, 2. De magisteria die het meeste zuur bevatten, word® des te gemakkelijker door warmte ontleed en vertoonen p sterkst de verschijnselen der kleursverahdering. Als men bismuth in salpeterzuur oplost en men de sing door water praecipiteert, onder inachtneming der eischte voorzorgen, bekomt men de ware geneeskrach1 subnitras, maar indien men de oplossing vaneen bisi°11 oxyde, afkomstig van vorige bereidingen, door water P cipiteert, bekomt men een zeer basisch produkt, dat 111 niet gebruiken kan.

214