het vliesje dat zich op de oppervlakte van het serum Se' deeltelijk verdroogt bevindt, daardoor gemakkelijk verbrokeU wordt.

2. Het azijnzuur mag noch te sterk noch te verduid zijn. Is het te geconcentreerd, zoo doet het bij de vorm®0' ging vlokken van gecoaguleerd albumine van het serum ont' staan; is het te verdund zoo wordt noodeloos het voluffl00 van het vocht vermeerderd. 8. De hoedanigheid van den draad is ook van eenig belang-Gladde ligchamen , zooals haar en metalen draden trekk00 de kristallen slecht aan. Daarenboven, indien de dradojj te talrijk en te lang zijn en de hoeveelheid acidum uri®0®1 gering is, zijnde kristallen te veel van elkander verwijdt en vertoonen zich moeijelijk onder het veld van het mikroskoop-4, De uitdrooging mag niet te snel plaats grijpen, t®° einde de kristallen tijd kunnen hebben zich te vormen 011 het vat voor het invallen van stof bewaard, mag niet geschil worden , ten einde de kristallen niet van den draad loslat®0' 5. Eindelijk moet het bloed versch zijn en geenerlei o0*'” leding hebben ondergaan, want Garrod heeft gevonden i dat het acidum uricum in veranderd serum verdwijnt en ten gevolge van het ontstaan van kristallen van oxalas kal1' cus in het ontwikkelde serum. Wanneer men deze methode onder al de opgegeven VO°r' zorgen neemt, zoo is in het bloedserum van denmens001'1 in gezonden staat, dat er toch sporen van bevat, geop acidum uricum te ontdekken. Hieruit volgt dat de krist**' lisatie van het acidum uricum ineen serum, een ziekelijkols toestand aanduidt en het is daarom dat G ar r o d vooral het bloed van aan jicht en albuminurie lijdenden de grootst0 hoeveelheid acidum uricum gevonden heeft. Hij zegt, het bloed inde jicht altijd acidum uricum bevat inden vorltf van uras natricus en wel in abnormale hoeveelheid en dit zout er in kristalvorm uit kan afgezonderd worden-” Deze draadmethode , zooals Garrod de beschreven noemt, kan ook worden toegepast op het serum van feS'‘ catoria en wanneer het acidum uricum in noemenswaa^l^

202