2°. gemakkelijk zuiver te verkrijgen is;
3°. in kristallijnen toestand onveranderlijk aan de lucht 18 > niet verweert, geen vocht aantrekt en alzoo naauwkeurig af te wegen is ; 4°. omdat het zuur, in water opgelost, langen tijd bewaard kan worden zonder verandering te ondergaan , mits de oplossing niet te verdund is. Inden laatsten tijd zijn tegen het gebruik van dit zuur eenige bezwaren ingebragt, welke eene overweging in zoo Verre waardig zijn, als eene stof tot grondslag eener volume-Irische bepaling dienende, van alle kanten moet bekeken en beproefd zijn, voor en aleer men zich er volkomen op verben kan. Keischauer heeft beweerd, (Dingler’s Journal 1863, ’Wuarij), dat uit het acidum oxalicum, hetwelk inden banmol voorkomt, geen zuiver zuur te verkrijgen is en men alzoo Haar de opgave van Mohr werkende meer of minder grove louten zal maken. De verontreinigingen van het acid. oxalicum den handel bestaan in kalk en potaschzouten; na verhitting van zulk zuur blijven er koolzure kalk en koolzure fotasch terug. Het kalkzout is door gewone rekristallisatie Sernakkelijk te verwijderen, niet zoo gemakkelijk het potasch-2°üt. Mohr geeft in zijn werk, getiteld: Titrirmethode 2e Seife 61, uitvoerig op, hoe te handelen en het is mij bÜ herhaling gelukt op die wijze een volkomen zuiver zuur herkrijgen. Verkrijgt men geen zuiver zuur, dan raadt °hr aan te berekenen, hoeveel meer men van zulk verontreinigd zuur moet afwegen, om het gehalte van vrij wert6Hd zuur even groot te doen zijn. Voor deze berekening het noodig bekend te zijn , hoedanig de potasch in het niet geheel zuivere zuur voorkomt. Reischauor heeft et vermoeden bevestigd gevonden, dat de potasch als gua*l°xalas Jcalicus in het zuur aanwezig is en niets is gemakkedan nu te berekenen, hoeveel meer zuur men hebbe af f c 6 wegen. besteld, men heeft acidum oxalicum, hetwelk na verhitting carbonas kalicus teruglaat. Dit geeft een gehalte
195