deksel ecner platinakroes met verdund zoutzuur verwarmt en er na de bekoeling, onverschillig of alles opgelost is of niet zink in legt. Het antimonium onderkent men dan dadelijk, het tin eerst dan, wanneer men na geƫindigde aanvulling, het onopgeloste stukje zink er uit neemt, het platina-overtreksel met zoutzuur verwarmt en de oplossing met chloretum hydrargyrlcum onderzoekt.
C. Invloed van het arsenicum, op de antimonium-reactie. Brengt men eene oplossing van acidum arsenicosum in water, met zoutzuur aangezuurd op het deksel eener platinakroes en legt men er een stukje zink in, zoo ontwikkelt er arsenieumwaterstof bevattend waterstofgas en er zondert zich arsenicum af. Dit laatste hecht zich vast aan het zink of zweeft in zwarte vlokken inde vloeistof. Het hecht zich niet aan de platinavlakte aan, dit laatste is dan ook, na met water afgespoeld te zijn , blinkend van aanzien. Bij aanwezigheid van acidum arsenicicum is de afzondering van arsenicum veel geringer en zelfs bij de verhouding van 1 arsenicum tot 100 water wordt het zink er slechts mede overtogen. Alzoo verhouden zich, zoowel arsenig- als arsenikzuur tegen platina en zink stellig anders als antimonium en eene verwisseling van beiden is bij de aangegeven reactie niet wel mogelijk en evenzoo min vertraagt de aanwezigheid van arsenicum de reactie op antimonium, zoo als de volgende proeven leeren. 2 C C eener vloeistof welke 1 tin (als chlorid) 1 arsenicum (als arsenicumzuur) en 200 zoutzuurhoudend water bevat, gaf op platina met zink in aanraking komende een helder groen overvloedig tin-pr;, eeipitaat. Na verwarming met zoutzuur werd de platina-oppervlakte blinkend. Wanneer echter antimonium nevens tin en arsenicum voorhanden is, zoo komt de reactie dadelijk en wel op zoodanige wijze te voorschijn, als of er slechts tin bij het antimonium ware voorhanden geweest. 2 O C eener vloeistof, bevattende 50 tin (als chlorid) 50 arsenicum (als arsenicumzuur), 1 antimonium (als chloruur) en 20000 zoutzuurhoudend water, leverden inderdaad na ver-
118