Iroote uitzetting in eene geleiachtige massa bij wééking ik verklaard wordt, als:
In het pericarpium. Groene olie 1,061 Bassorine 59,041 Bruine adstringerende stof. . * j6q > 64,90 Slijm ' |i Houtvezelén en epidermis . . 3,201 Inde pit, Yette stof 2,981 Ziltig en bitter extract. . . . 0,211 Zetmeel I 31,91' j Celweefsel. • Daniël Hanhury vermeld (Pharmaceutical Journal Julij p. 6,) behalve den' naam Boa-tam-payang en de Chine-Sche Ta-hai-tsze, ook dien van Bang talai, anders géschreven Poung-ta-rai, zoo als deze vrucht door de Siamezen genoemd ,: onder welken naam zij in Bangkok, van waar hij een tonster ontving, betér bekend was. Hij vermeldt daarbij, *kt deze vrucht in Cambodia wordt voortgebragt dént een’ b°om (i die tot nog toe niet goed botanisch bestemd is. Dé consul te Bangkok, sir flobert H. Schombur g k slaagde er in om versche zaden te bekomen, welke bÜ plantte, doch de jonge planten die er uitte voorschijn kramen stierven eer zij tot vollen wasdom gekomen wareti 611 vruchten' hadden voortgebragt. De bladen welke sir Eak°rt aan Hanhury zond, waren ongeveér 5 duim lang, gakfrahdig, langwerpig óf eirond, toégespitst; aan basis bijgerónd of omgekeerd hartvormig en aan de beidé kanten glad. De Chinezen en Siamézèn schrijven de waarde dézer vrucht toe aan de géleiachtige massa, die het pericarpium bij Wee*r’ng in water vormt en zij wordt in beide landen alk èené gegeten. Sir H. Séhoüiburgk verhaalt, dat dé helling dezer vruchten door water zoo groot is, dat tóen
103