b. Kennis der synoniemen. Zes der candidaten waren zeer goed bedreven inde kennis der verschillende namen waaronder de geneesmiddelen voorkomen, vijf daarentegen middelmatig, en al de overigen vrij goed. c. Gewichten en maten. Na vooraf te hebben behandeld de kenmerken van eene goede balans, de wijze waarop moet worden gewogen en het gebruik van maten en gewichten, werden eenige vragen gedaan over het metrieke stelsel en de verhouding van het oude medicinale tot het tiendeelige gewicht. Yele candidaten wisten niet hoe men tot het metrieke stelsel was gekomen, voor zoo ver de geschiedenis daarvan betreft. De meesten echter gaven behoorlijk rekenschap van de wijze, waarop het absoluut gewicht van de gram of kilogram kan worden bepaald, en van de redenen, waarom men slechts in enkele gevallen bij het gereedmaken van recepten van maten mag gebruik maken. d. Het gereedmaken van recepten. Na eene voorloopige ondervraging over hiertoe betrekkelijke punten, werden aan eiken candidaat drie of vier recepten ter gereedmaking ter hand gesteld. Met uitzondering van drie (de afgewezenen) waren allen inde recepteerkunst voldoende bedreven, sommigen zelfs uitstekend. Niettegenstaande de commissie slechts drie candidaten heeft afgewezen, en zij de overtuiging bezit, dat allen, die geslaagd zijn, de noodige kennis en vaardigheid bezitten om in eene apotheek behoorlijk werkzaam te kunnen zijn, zoo mag zij het toch niet ontveinzen, dat bij velen eene goede algemeene ontwikkeling ontbrak. Het schijnt dat het lager onderwijs, dat zij in hunne jeugd genoten, grootendeels is vervloeid en dat zij zich sedert op niets anders hebben toegelegd dan om tamelijk ervaren te worden inde receptuur en ’t geen daartoe behoort. Behalve enkelen, die bleken geschikt te zijn om verder zich tot hulpapotheker of apotheker te bekwamen, en eenige der vrouwelijke candidaten, die blijken gaven van eene goede opvoeding en ontwikkeling, zullen de meesten het vermoedelijk niet verder dan tot leerling-apotheker brengen. Kampen en Leeuwarden, den lOden September 1875. D. Ldbach, Voorzitter. J. J. Brttinsma, Secretaris. Aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken. De commissie, benoemd bij beschikking van Uwe Excellentie van 22 Juni 1875, n°. 38, afdeeling.lX, om volgens art. 14 der wet van 1 Juni 1875 (Staatsblad n°. 59) te Middelburg de examens af te nemen, ter verkrijging eener acte van bevoegdheid als leerling-apotheker, heeft de eer aan Uwe Excellentie verslag te doen van hare werkzaamheden. De commissie bestond uit de heeren: dr. Adr. A. Lokker, inspecteur voor het geneeskundig Staatstoezicht voor de provincie Zeeland, als voorzitter, P. M. de Ligny, apotheker te Middelburg, en S. G. Nauta van der Grijp, apotheker te Zierikzee, als leden; J. J. van der Harst Lz. en G. C. van Nederveen, beiden apothekers te Middelburg, als plaatsvervangende leden. Dertien candidaten, waaronder ééne vrouwelijke, hadden zich voor het examen aangemeld ; allen hebben zich daaraan onderworpen. Eene voorloopige vergadering om de wijze van onderzoek en de volgorde bij die examina in achtte nemen, te bespreken, had plaats den 18den Juli 1875, tot welke vergadering ook de plaatsvervangende leden waren opgeroepen, die dan ook beiden tegenwoordig waren. Het examen zelf had plaats den 19den Juli 1875 en volgende dagen; het schriftelijk en mondeling theoretisch examen inde localen van het Gouvernementsgebouw inde Abdij, en het praktisch examen inde apotheek van het gasthuis. De candidaten waren in vier reeksen verdeeld; de eerste reeks, uit 3 candidaten. bestaande, begon den 19den Juli, de volgende den 20sten Juli, de daarop volgende reeks den 21sten Juli en de laatste reeks den 22sten Juli, met inbegrip van de vrouwelijke candidate, bij welke een groot gedeelte van het examen schriftelijk is moeten worden afgenomen wegens een aanwezig spraakgebrek (palatum fissum). Bij allen werd het volgende in acht genomen. De candidaten ontvingen des morgens 9 uur hun schriftelijk werk, bestaande in het maken vaneen opstel, waartoe aan ieder hunner de keuze tusschen drie onderwerpen werd gelaten; verder eenige sommen ter bewerking, waartoe de kennis werd gevorderd van de vier hoofdregelen der reken-

kunde, zoowel wat de geheele getallen als wat de breuken, zoo gewone als tiendeelige betreft, alsmede enkele vraagstukken ter oplossing, die mede door de bovengenoemde hoofdregelen van de rekenkunde konden worden opgelost. Van I—3‘/2 uur werd van de candidaten mondeling examen afgenomen inde nederlandsche taal, rekenkunde en latijnsche taal en des avonds inde theoretische kennis der geneesmiddelen, in welke laatste ieder afzonderlijk werd onderzocht, terwijl den volgenden dag van 9—12 uur het praktisch onderzoek in bovengenoemde apotheek werd ingesteld; aan de vrouwelijke candidate werd, gelijk boven reeds is aangevoerd, het examen inde nederlandsche en latijnsche talen, alsmede inde kennis van de geneesmiddelen voor het grootste gedeelte schriftelijk afgenomen, terwijl 2 candidaten werden vrijgesteld van het examen inde nederlandsche en latijnsche talen en de rekenkunde, omdat zij beiden aan de commissie hadden overgelegd een bewijs dat zij met goed gevolg het eerste gedeelte van het examen als hulp-apotheker, volgens art. 8 der wet regelende de voorwaarden tot verkrijging der bevoegdheid van geneeskundige enz., hadden afgelegd, zoodat zij dus alleen moesten onderzocht worden inde theoretische en praktische kennis en geschiktheid noodig tot het gereedmaken van recepten. De uitkomsten vaneen en ander waren als volgt: Nederlandsche taal. Het gelezene, zoowel proza als poëzij, werd door allen goed verstaan en begrepen ; de beginselen der spraakkunst waren bij zes van de daarin onderzochten zeer voldoende, bij de vijf anderen liet het wel wat te wenschen over, maar toch niet zoodanig dat hierop eêne afwijzing behoefde te volgen. Uit de opstellen den candidaten ter bewerking gegeven bleek dat zij allen op céne uitzondering na, welke later de afwijzing van den candidaat ten gevolge had, hunne gedachten op voldoende wijze in schrift konden uitdrukken; bij enkelen waren zelfs die opstellen zeer goed en vloeiend gesteld, doch hoewel door het meerendeel de regelen van stijl en taal daarbij ook zeer goed waren in acht genomen, zoo liet dat bij enkelen te wenschen over. Rekenkunde. De aan de candidaten ter uitwerking opgegevene vraagstukken werden door de meesten zeer voldoende opgelost; enkelen hadden daarmede moeite gehad en waren tot onjuiste uitkomsten gekomen, maarde verdere vragen bij het mondeling examen en de uitrekeningen uit het hoofd en op het bord werden door allen voldoende beantwoord. Latijnsche taal. Hat onderzoek inde kennis der Latijnsche taal bepaalde zich tot het oordeelkundig lezen en verstaan van geschreven recepten en van eenige voorschriften der Pharmacopoea Neerlandica (Editio altera); bij de meesten was de grammaticale kennis, daarbij aan den dag gelegd, voldoende, maar bij drie van de candidaten bleek -zij zoo ten eenen male te ontbreken, dat de commissie genoodzaakt was hen na den afloop van dit gedeelte van het examen af te wijzen. Kennis der geneesmiddelen. Eene verzameling van simplicia en van bereidingen, waarin de geneesmiddelen voorkomen, strekte weder tot leidraad van dit onderzoek ter beoordeeling of de candidaten die geneesmiddelen op het uiterlijk aanzien kenden, hunne herkomst, verschillende wetenschappelijke benamingen en synoniemen, gebruik inde apotheek, enz. Over het algemeen was deze kennis bij de candidaten, die tot dit examen waren toegelaten, zeer voldoende: bij één hunner werd evenwel opgemerkt, dat hij wel kende de wortels, kruiden, zaden, gomharsen, enz., maar dat de herkomst der verschillende voorwerpen hem geheel vreemd was; zijne kennis was evenwel buitendien voldoende genoeg, om van het besproken gemis geene reden tot afwijzing te maken, maarde commissie hecht aan die kennis eene zoo groote beteekenis, dat zij meent haar bij het onderzoek .als een eisoh, op welken de candidaten voorbereid behooren te zijn, te moeten vorderen. Het gereedmaken van recepten. leder candidaat kreeg ter bereiding eenige voorschriften, waaruit, naar het oordeel van de commissie, de praktische ervaring van den receptarius konde blijken, en door al de candi-