12® Jaargang. 10 October 1875. N°. 24.
PHARMACEÖTISCH WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Voor Apothekers en Apotheekhondende Geneeskundigen.
REDACTEUR: R. J. OFWIJRDA, te Nijmegen.
UITGEVER-, D. B. CEWTEM, te Amsterdam.
Prijs per Jaargang, franco per post, f 4,50. Advertentiën: van I—s regels f 1,—, elk regel meer 20 Cts. en 10 Cts. voor een N°. van bet blad. Een Abonnements-iarief is op aanvrage verkrijgbaar.
i Bij dit Blad behoort een Bijvoegsel. Mededcelingen. Ingezonden stukken. VERSLAGEN DER COMMISSIËN, in 1875 belast met het afnemen te Meppel en te Middelburg van ie examens ter verkrijging eener acte als leerling-apotheker. Aan Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken. De commissie, benoemd bij beschikking van Uwe Excellentie van den 22sten Juni en den 9den Juli 1875 (Staatsbladen n°. 38 en 30) tot het afnemen te Meppel van de examens ter verkrijging eener acte van bevoegdheid als leerling-apotheker, bestond uit den Inspecteur voor het geneeskundig Staatstoezicht voor Overijsel en Drenthe, als voorzitter, de heeren E. Post Stheeman, apotheker te Meppel, J. J. Bruinsma, apotheker te Leeuwarden, als leden, en de heeren A. W. Kroon, apotheker te Deventer, en 11. Meulenhoff, apotheker te Zwolle, als plaatsvervangende leden. Na eene voorloopige vergadering op den 18den Juli werd den volgenden dag met de examens een aanvang gemaakt, en deze voortgezet tot en met den 24sten Juli. Tot secretaris was benoemd de heer Bruinsma. Toen deze op den 20sten Juli niet tegenwoordig kon zijn, werd zijne plaats ingenomen door het plaatsvervangend lid den heer Meulenhoff. Er hadden zich 86 candidaten aangemeld, waaronder 10 vrouwelijke. Door deze allen werd het examen afgelegd. lederen dag werden 6 candidaten geëxamineerd en wel gedurende ruim zeven uren, van voormiddags 9 tot namiddags 4 of 41/s ure. Yan de 36 candidaten werden 33, na den gevorderden eed of de belofte in handen van den voorzitter te hebben afgelegd, bevorderd tot leerling-apothekers, door uitreiking van de acte als zoodanig. Hunne namen zijn: A. A. S. Sluyterman, geb. te Sneek; D. Postma, geb. te Grijpskerk; G. F. A. ten Bosch, geb. te Nieuw Leusen; H. Boddé, geb. te Uithuizen; H. Ebbinge, geb. te Groningen; P. A. Huber, geb. te Weiwerd; mej. J. C. Schott, geb. te ’s Gravenhage; mej. M. de Boer, geb. te Zaandijk; mej, A. C. Avis, geb. te Westzaan; mej. G. Tip, geb. te Westzaan; mej. M. van de Moer, geb. te Deventer; mej. J. H. Schutte, geb. te Deventer; J. Faas Allart, geb. te Aarlanderveen; J. Eoelofs, geb. te Amsterdam; J, Kamstra, geb. te Amsterdam; E. C. Sasse, geb. te de Rijp; P. Denijs, geb. te Alkmaar; J. F. L. de Longte, geb, te Zutphen;
De stukken, welke men wcnscht opgcnomeu te zien, worden uiterlijk Woensdag morgen verwacht bij den Redacteur. De Adverteutiën uiterlijk Vrijdag avond bij den Uitgever.
C. J. H. Smeets, geb. te Gulpen; J. R. Ophorst, geb. te Gorkum; J. T. L. van Ginkel, geb. te Amsterdam; C. J. van Diermen, geb. te Nijkerk; E. M. Oldeman, geb. te Wormerveer; mej. J. C. van Leyden, geb. te Medemblik; mej. A. E. van Beuren, geb. te Opperdoes; mej. A. J. H. Keukenmeester, geb. te Leidsobendam; mej. J. E. C. E. Breunissen Troost, geb. te Deurne; G. J. van Hemert, geb. te Haaften; J. F. Langelaan, geb. te Heemstede; J. B. Visser, geb. te Amsterdam; P. Rosenberg, geb. te Kampen; J. Ruygrok, geb. te Scheveningen; G. C. C. Allart, geb. te Aarlanderveen. Ten aanzien der verkregen uitkomsten heeft de commissie de eer Uwe Excellentie het volgende mede te deelen: Nederlandsche taal. In het lezen, zoodat bleek dat het gelezene verstaan werd, was de een meer, de ander minder, maar allen genoegzaam bedreven. Van de schriftelijke opstellen naar een opgegeven onderwerp waren slechts drie zeer goed, 15 waren vrij goed, 15 middelmatig en 1 slecht. Het viel in ’t oog, dat bij eenige de interpunctie geheel of nagenoeg geheel ontbrak. Het mondeling onderzoek naar de kennis van de beginselen der nederlandsche spraakkunst leverde over het geheel geen gunstige uitkomsten op; de antwoorden waren, met enkele gunstige uitzonderingen, slechts tamelijk voldoende en bij enkele candidaten, onder anderen bij de afgewezenen, beneden het middelmatige. Latijnsche taal. Twee candidaten gaven blijken, dat zij zich met vrucht inde latijnsche taal hadden geoefend. De meeste overigen voldeden tamelijk goed; een zestal waren inde latijnsche taalkunde weinig bedreven, en drie wisten bijna geene vraag behoorlijke te beantwoorden. Het lezen van in het latijn geschreven recepten volgens de oude en nieuwe nomenclatuur en in medicinaal en decimaal gewicht, alsmede het vertalen van die recepten leverde over het algemeen goede uitkomsten op. Rekenkunde. Aan iederen candidaat werden drie rekenkundige vraagstukken ter schriftelijke oplossing gegeven. Negen candidaten losten alle drie goed op, twaalf twee er van, de overigen slechts één of meerdere gedeeltelijk. Met een paar uitzonderingen bleken echter allen zoo veel te kunnen rekenen, als bij de gewone praktijk inde apotheken noodig is. Kennis van en geschiktheid tot het gereed maken van recepten. a. Kennis der geneesmiddelen. Deze was bij de meeste candidaten voldoende, bij slechts enkelen minder voldoende.