In strijd met dit gevoelen vreest de Maatschappij, dat door het verleenen van deze bevoegdheid de kwakzalverij krachtig inde hand zal gewerkt worden. Er kan wel geen twijfel bestaan of de Eegering heeft hier met het woord kwakzalverij het oog gehad op geheime geneesmiddelen en zoogenaamde specifica, die door openbare aankondiging en aanbeveling hun, meestal onverdiend, krediet verkrijgen en in spijt van elke verkeerde uitkomst behouden. Yoor het ware belang der ingezetenen is het nu wel tamelijk onverschillig, of de aanbeveling van zoodanig middel al of niet uit de pen van eenen geneeskundige gevloeid is, die inden regel met de zamenstelling en de bestanddeelen van het geneesmiddel onbekend zal zijn, en dus alleen door empirische waarneming zich eenig oordeel daarover gevormd heeft. Daarenboven wanneer een geneesheer eenig middel tegen deze of gene ziekte aanbeveelt, blijft toch de beoordeeling, of zijne ziekte inderdaad de bedoelde is, aan den lijder overgelaten, en juist hierin is het verkeerde en gevaarlijke van zoodanige aankondiging gelegen. Bij Art. 12 wordt aangewezen, wat bij vermoeden van niet deugdelijkheid vaneen door den Apotheker afgeleverd geneesmiddel, den geneesheer te doen staat. Volgens de Memorie van Toelichting, moet deze bepaling strekken, om mede te waken tegen bedrog, van de zijde des Apothekers. Ware de ondeugdelijkheid van eenig geneesmiddel altijd en zonder uitzondering het gevolg van opzettelijk bedrog en kwade trouw, de Maatschappij zou zich wei wachten een enkel woord tegen dit art. te spreken. Te zeer is zij zich bewust van hare roeping om de waardige uitoefening der Pharmacie te bevorderen, dan dat zij hare stem zou verheffen tegen eene bepaling, die medewerkt om dit haar doel te bereiken. Doch de ondeugdelijkheid kan ook, en zal inde meeste gevallen het gevolg zijn van eene ter goeder trouw begane vergissing, en in die gevallen mag toch voorzeker de Apotheker vorderen, dat hem eene even humane behandeling wedervare van de zijde van den geneesheer, als de wet hem bij Art. 9

206