dan ook eene regtmatige hulde aan zijne verdiensten. Zijn dood is een groot verlies voor genoemde Commissie, en niet alleen voor haar, maar ook voor de kunstbroeders alhier, die de humaniteit waardeerden, waarmede hij die betrekking vervulde. Verdiende Spruijt alzoo in zijne betrekking als Apotheker, de achting van allen die hem als zoodanig konden beoordeelen, niet minder verdiende hij die van allen die hem als mensch en Christen leerden kennen. Levendig van aard, opgeruimd van geest en steeds weltevreden, zag men hem gaarne inden gezelligen kring. Maar ook daar waar bij helpen, raden en troosten kon miste men hem ongaarne en behartigde hij de belangen van anderen vaak met eenen ijver die zijne ligchaamskracht te boven ging. Begaafd met een eenvoudig, maar helder verstand en juist oordeel, onpartijdig bij de behandeling van verschillende zaken, was het wel niet te verwonderen, dat hij in meer dan eene maatschappelijke inrigting , tot medearbeider begeerd werd. Daartoe geroepen beschaamde hij de verwachting niet en stelde hij het hem geschonken vertrouwen niet te leur. Toegevend en vredelievend, nederig en bescheiden, hield hij, zoo veel in hem was , vrede met alle menschen. Maar, waar het der waarheid, of het belang van onzen stand met opzigt tot het heil der menschheid gold, daar schroomde hij niet met open vizier in het strijdperk te treden, gedachtig aan het woord des Heeren: „Wee u wanneer alle menschen wel van u spreken!” Eindelijk, Spruijt streefde er steeds na om in alles uit Christelijke beginselen te handelen. De godsdienst had hij minder op de lippen dan wel in het hart. Hij beijverde zich een werkdadig Christen te zijn! Zoo betoonde zich onze ontslapen vriend, in zijn leven, onder zijn langdurig lijden en bij zijn sterven! Waarom, zoo vragen wij kortzigtige stervelingen, moest hij, die zoo veel reeds gedaan had en van wien nog zoo veel tot heil der maatschappij en tot nut van onzen stand te wachten ware, waarom moest hij ons zóó vroeg verlaten ? wij weten het niet; maar dit weten wij, dat Hij die de Liefde
169