zijn levenspad hebben moeten bewandelen, had hij geene vergoeding gevonden inde trouwe zorg eener , hem innig liefhebbende, zuster. Vroegtijdig tot de Pharmacie opgeleid, maakte Spruijt zich den tijd zijner voorbereiding, met inspanning ten nutte. Hij verwierf daardoor de toegenegenheid van zijne leermeesters en won hun vertrouwen. Inden jare 1851 door de Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt te Arnhem, met lof tot Apotheker bevorderd, was hij eenigen tijd als provisor werkzaam en behartigde hij de, aan hem toevertrouwde zaak, met gemoedelijke trouw en ten meeste nutte der weduwe. In het jaar 1854 zich alhier gevestigd hebbende, deed hij al dadelijk van zijne werkzaamheid , zoo praktisch als theoretisch blijken, en zette hij, zoo veel de tijd hem toeliet, zijne studiën met ijver voort. Ai zeer spoedig en wel in 1852 sloot hij zich als lid bij ons departement aan en stond hij de belangen der Pharmacie zoodanig voor, dat hij weldra tot bestuurder verkozen werd en als zoodanig den post van Secretaris vervulde. Zijne medebestuurders, die hem in hunnen meer beperkten kring, in zijne waarde leerden kennen, gevoelen diep wat het departement in hem verloren heeft. Wilden wij hier de onderwerpen opgeven, die Spruijt, inde verschillende bijeenkomsten behandeld en voorgedragen heeft en die allen getuigen van zijne toenemende kennis en lust tot onderzoek, dan zoude het geen bevreemding baren, dat wij op hem, als lid van ons departement, hoogen prijs stelden en wij het zeer bejammeren, dat hij op eenen leeftijd en onder omstandigheden, zoo gunstig voor de ontwikkeling en uitbreiding zijner kennis , van ons is weggenomen. Spruijt was een eerlijk, naauwgezet, gemoedehjk en ijverig Apotheker. Doordrongen van de waarde van zijnen stand, veroorloofde hij zich geene handelingen die daarmede in strijd waren en konde hij alzoo zijne kunstbroeders en de geneesheerén vrijmoedig onder de oogen treden. Spruijt was eene eer en sieraad van onzen stand. Zijne benoeming tot lid der Plaatselijke Geneeskundige Commissie alhier, was
168