wasschen, gewogen en daarna, roet inachtneming der door Bunsen en Kirchhoff aanbevolen voorzigtigheidsmaatregelen zoo lang met kokend heet water afgewasschen, tot dat het platinazout inden spectraaltoestel die kaliumstreep niet waar te nemen liet. Hij vond daarbij in het overschot van 1861 0,213 pCt.; in dat van 1862 0,292 pCt.; inde moederloog van 1862 0,302 pCt., en in het afgevloeide water 0,297 pCt. chlorrubidium. De analyse der ruwe beetwortelpotasch en de moederloog uit de fabriek van Lefebvre te Corbehem gaf de volgende resultaten: ruwe beetwortelasch 0,87 pCt., de moederloog der laatste 0,470 pCt. chlorrubidium. Zoo als bekend is, wordt de beetwortelpotasch verkregen door verdamping der beetwortelmoer. De beetwortel moet alzoo het nieuwe metaal, dat inden bodemin zulk eene geringe hoeveelheid vervat is, dat het, niettegenstaande de groote gevoeligheid der optische methode, niet daarin is kunnen worden aangetoond , in betrekkelijk groote hoeveelheid opnemen. {Gompies rendus T. LIV, p. 450.) ■X "ï; j'::.:..T-7i ■■■■"■ Over gewinning der Rubidiumverbindingen door Prof. R. Bunsen. Br worden Lepidolithsoorten gevonden, die meer dan 1 pCt. Eubidium bevatten en die alzoo met voordeel kunnen aangewend worden, om tevens met praeparaten van lithium ook die van rubidium in het groot te gewinnen. Bunsen ontving van Dr. O. Str uv e te Leipzig circa 15 kilo zout-restant uit zulk een Lepidolith, dat zoo rijk aan chlorrubidium was, dat deze verbinding daaruit in aanzienlijke hoeveelheid te verkrijgen is. Dit zout-restant bestaat uit chloretum natricum , kalicum en rubidieum met geringe hoeveelheden chloretum caesicum en sporen van chloretum stronticum. Eén pond van dit zout-overschot bevat 3 oneen chlorrubi-

324