UITTREKSELS UIT BINNEN- EN BUITENLANDSCHE TIJDSCHRIFTEN.

Chemie, pharmacie, phapmacoguosie. Over de oorzaak van het ontstaan des moederkoorns. Volgens Schlenzig zou de ziekte der rogge, waardoor het moederkoorn ontstaat, veroorzaakt worden door den steek van eene kleine, smalle, a/2 duim lange, lichtbruine kever, Rhagonycha melanura genaamd , die ieder jaar inde maand Junij bij duizenden in Silezië en Oostenrijk verschijnt, en zich het liefst op de breede bloemschermen van Heracleum Spondilium en Lycopodium clavatum ophoudt. Na den bloei der rogge, als de korrels zich gevormd hebben en zacht en week zijn, trekken zij in groot aantal op de roggevelden, zetten zich aan de aren vast, en zuigen het melksap uit de teedere korrels. Wanneer zij deze korrels verlaten, zoo verschijnt er op de gewonde plaats eene kleverige vloeistof, welke een walgelijke reuk van zich verspreidt, later verdroogt, hard wordt en als een dekseltje atvalt. Niet lang daarna zwellen de gewonde korrels op , zien er in ’t begin bleek uit, doch nemen langzamerhand eene geelachtige kleur aan, die eindelijk violet en daarna steeds donkerder en donkerder wordt. De zieke korrels groeijen inde lengte uit, worden groot en het moederkoorn wordt rijp. (Zeitschr. der landwirthsch. Ver eins in Bayern en H age r’s pharmaceutische Centralhalle 1862, No, 6-1.) 111 S. 4egJ. 21