Zoodanig is ook de gang bij de reductie van ammoniakzilveroxydzout-oplossingen door middel van organische zelfstandigheden (melksuiker , aldehyd , wijnsteenzuuk); waarbij het zilver, deels als spiegel, deels als grijze korrelige poedervormige massa zich vertoont. Hiér speelt 'echter ook de adhaesie van het glas tot het zilver eene wezenlijke rol. In een vat, welks wanden geene adhaesie tot het zilver bezitten, bij voorbeeld ineen vat van kaoutschoucontstaat slechts zeer weinig spiegelzilver op de oppervlakte. De adhaesie is echter niét de eenige Oorzaak van het ontstaan van dén spiegel, hetgeen reeds daaruit volgt, dat Zich oók korrelig poedervormig zilver aan het glas legt en dé afscheiding daarvan, alsmede van het spiegelzilver bépèald Vrordt door dé scheikundige zamenstelling der verzilveringsvloeistof. Alle omstandigheden welke de reductie bemoèijelijken, bij voorbeeld, overvloed van ammoniak , chloriumgehalte enz., bemoeijelijken ook de vorming van den spiegel en bevorderen de afzondering van korrelig poedervormig zilver en het ontstaan van vlekken. Hieruit volgt met grooté waarschijnlijkheid , dat het spiegelzilver door onmiddellijke en volkomen reductie van zilveroxyd ontstaat, terwijl de korrelig poedervormige massa’s een secundair produkt eener onvolkomen reductie zijn. Bij de door de vermelde oorzaken bemoeijelijkte reductie wordt namelijk het zilveroxyd slechts tóf zilveroxydul gereduceerd ; dit wordt echter door ammoniak Ontleed in zich oplossend zilveroxyd en korrelig poedervormig zilver; of het ondergaat eene verdergaande reductie, waarbij eveneens zoo als steeds door reductie vaii eene vaste zilver verbinding korrelig poedervormig zilver ontstaat. Hieruit wordt Verklaard , waarom bij normale verzilvering-processen steeds eerst de spiegel én later, als ten gevolge der reductie van zilveroxyd het gehalte aan vrije ammoniak toeneemt, het korrelig poedervormig zilver ontstaat. Bij de reductie van ammoniakale chlorzilver-oplossingen door organische zelfstandigheden hebben dergelijke processen plaats. Wegens de móeijelijke reduceerbaafheid des chlor-
311