delijk kristalvormige zilver noopte den schrijver het niet voor amorph te verklaren. Hij noemt de zoo bekomen zilvermassa’s, ter onderscheiding van het duidelijk gekristalliseerde regelmatig boomvormig zilver, korrelig poedervormig zilver. Al deze zilvermassa’s bevatten nog eene geringe hoeveelheid van het aangewende zilverzout, dat noch door ammoniak, noch door hyposulphis natricus volkomen kan uitgetrokken worden. Deze verontreiniging maakt eene naauwkeurige bepaling van het soortelijk gewigt onmogelijk. Door drukking met eene glasstaaf worden zij zilverwit; door gloeijen sinteren zij zamen en worden matwit. Zij lossen reeds inde koude gemakkelijk op in salpeterzuur. Ten einde te onderzoeken hoedanig opgelost chlorzilver zich tegen metalen verhoudt, onderzocht de schrijver: 3. De werking van zink op eene oplossing van chlorzilver in ammoniak. Bij indompeling van zink in zulk eene met chlorzilver verzadigde oplossing ontstaat eene zwarte baardachtige massa, welke echter op sommige plaatsen zeer snel grijs werd en zijne zwarte kleur veel minder lang behield, dan het bij reductie van zilverzouten onstaande zwarte zilver. De zoo bekomen massa vertoonde zich onder het mikroskoop , deels als fijne naalden en vedervorminge gestalten, deels als eene onregelmatige opeenhooping van afzonderlijke korrels zonder duidelijken kristalvorm. Men bekomt alzoo hier beide boven beschreven soorten van zilver, het regelmatig boomvormige en het korrelig poedervormige. De zoo bekomen zilvermassa’s lossen in salpeterzuur onder achterlating van een weinig sterk violet gekleurd chlorzilver, dat met ammoniak onder afzondering van korrelig poedervormig zilver ontleed wordt. Bij de tot hiertoe beschreven proeven bleef de reductie op ééne plaats, namelijk op de plaats van bet ingedompelde metaal bepaald. Thans volgt de beschrijving der proeven, waarbij de reductie door de geheele massa van het vaste of opgeloste zilverzout plaats grijpt.
304