de waarschijnlijke plaatsing der lijnen besluiten. Bij groen chloretum manganicum worden de meeste lijnen in het groen van het spectrum gevonden, bij de roode damp van salpeterigzuur nemende lijnen in aantal en digtheid naar het blaauwe gedeelte des spectrums toe.
Enkelvoudige en zamengestelde ligehamen maken lijnen, en twee elementen die op zich zelven geene lijnen geven, kunnen met elkander zich tot zoodanige ligehamen verbinden , die lijnen in het spectrum maken. Zoo bij voorbeeld maken stikstof, zuurstof en chlorium op zich zelven geene lijnen, maar wel het oxyde van stikstof en van chlorium, zoo als boven reeds is vermeld. Er zijn onder de oxyden van chlorium en stikstof echter ook zoodanige, welke geene lijnen voortbrengen en er bestaat ook een geval, dat zelfstandigheden (bij voorbeeld iodium) alleen lijnen maken, welker verbindingen deze niet meer vormen. 3. De spectra van de electrieke vonk. Wollaston (Plu'l. Transact. 1862) heeft het eerst waargenomen, dat het spectrum der elektrieke vonk geen continuüm is en onderscheiden van het spectrum van het licht der zon en van dat van kaarsen. Frauenhofer heeft dergelijke waarnemingen gedaan. De eerste echter, die het belangrijke feit vaststelde, dat de aard van het metaal, waarvan de vonk overspringt, de lijnen in het spectrum bepalen, was Wheatstone. In eene voorlezing (On the jirismatic. decomposition of electric, voltaic and electro-magneiic sparks) welke hij in 1835 voor de British Association te Dublin hield , zegt hij : al) „dat de elektro-magnetische vonken welke van kwik afspringen 7 bepaalde stralen bezit. Deze zigtbare stralen zijn twee oranjekleurige lijnen digt bij elkander, eene glinsterend groene lijn , twee blaauwachtig groene lijnen digt bij elkander, eene prachtig purpere en eene violette lijn. V) „dat de vonk, genomen van zink, cadmium, tin, bismuth, lood in gesmolten toestand, spectra met karakteristieke lijnen voortbrengt, zoo dat, zoo als Wheatstone zich uitdrukte „men op deze wijze met het grootste gemak dit metaal
211