3. Elektrisch licht, 4. Gekleurde vlammen, Wheatstone . . 1835. Brewster .... 1822. Foucault . . . 1849. Hersehell .... 1822. Marson . . .1851—55. Fox Talbot 1826,1833,1834. Angatröm . . . 1853. W. A. Miller . . . 1845. Alter . . , .1854—55. Bwan 1857. Seccbi 1855. Plücker . . .1858—59. v.d. Willigen . 1859. Aan de onderzoekingen van deze natuurkundigen sluiten zich dan die vanKirchhoff 1859 en die van Kirehhoff en Bunsen 1860 aan. 1. De kosmische lijnen. Edmond Becquerel nam het eerst het zonspectrum op de Daguerreotype-plaat op en maakte daarbij de belangrijke ontdekking, dat de inactive strepen in het chemische gedeelte van het spectrum, dat door zigtbare stralen voortgebragt wordt, naauwkeurig overeenkomen met de ïrauenb ofer’sche lijnen, welke ontdekking onmiddellijk daarop door Draper in New-Tork en wel op zeer merkwaardige wijze voor de onzigtbare stralen van Stokes bevestigd werd, daar deze laatste {Phil, Transact. 1852) de lijnen van het breekbaarste extra violette gedeelte van het spectrum voor het oog zigtbaar maakte. Stokes werd hiertoe gebragt door de ontdekking, dat het fluorescerend vermogen van het spectrum afgebroken scheen door inactive tusschenruimten, welke juist met de door Becquerel bepaalde lijnen zamen vielen. Stokes heeft ook nog in 1852 (L’lnstit. 1852, p. 392 en Ko p p’s Jahresber. 1852, S. 12S) ineen artikel, onder den titel „Aanwending der Frauenhofer’sche lijnen als scheikundig reagens” vermeld , dat men, naar de eigenaardige donkere lijnen, welke zekere zelfstandigheden, ook wanneer het licht slechts uiterst geringe hoeveelheden daarvan bevat, prismatisch licht voortbrengen, op de aanwezigheid van deze ligchamen met zekerheid besluiten kan. Hij wees geringe hoeveelheden mangaanzuur en uranium op deze wijze 111 S., 4e J. 14
209