UITTREKSELS UIT BINNEN- EN BUITENLANDSCHB TIJDSCHRIFTEN.

Cheiuie, pliarmacie, plmi'inacoguosie. Bijdrage tot de geschiedenis der spectraal-analyse. W. A. Miller (Prof. of Cheraistry, King’s College, Londen) heeft den 15 Januarij dezes jaars in eene vergadering van de Pharm. Society of Great. Brilain eene voorlezing gehouden over de spectraal-analyse, hoofdzakelijk bevattende eene geschiedenis van dit inden laatsten tijd zoo belangrijk geworden onderwerp. Inde inleiding maakt hij daarop opmerkzaam, dat de spectraal-analyse in geenen deele door de bemoeijing van een enkelen natuuronderzoeker het standpunt bereikt heeft, waarop zij zich tegenwoordig bevindt. Hij brengt in herinnering, dat Newton het eerst het zonlicht door eene kleine ronde opening in eene donkere kamer vallen liet en door middel van het prisma het zoogenaamde zonnespectrum verkreeg. De eerste echter, die het zonlicht door eene smalle spleet op een prisma, welks zijden parallel geplaatst waren op de randen der spleet, vallen liet, en het op deze wijze bekomen spectrum onderzoekt, was Wol las ton (Phil. Transact 1802, p. 378). Wollaston maakte de ontdekking, dat het spectrum niet, zoo als het volgens de wijze van waarneming volgens Newton schijnt te zijn, eene doorloopendelichstreep is, maar dat deze streep afgebroken is door donkere strepen of banden, welke regthoekig op hare lengte gerigt zijn. Eerst in 1815 echter werden deze donkere strepen naauwkeuriger door Erauenhofer onderzocht; hij vond, dat deze steeds hare betrekkelijke plaatsing tot elkander behiel-