hoeveelheid vocht kon geplaatst worden. Op het bevochtigde papier werd nu eene goed vermengde oplossing, bevattende s°/o rietsuiker en 5% arabische gom, gebragt. Het zuivere water onder en de oplossing van gom en suiker boven , waren slechts gescheiden door den dunnen wand van het papier. Ha 24 uren was het volumen der bovenstaande vloeistof door osmotische werking aanmerkelijk toegenomen. Het vroeger onder aangebragte zuivere water bevatte echter na dien tijd % der hoeveelheid suiker, te voren boven op gebragt en wel zóó zuiver van de gom gescheiden, dat bij enkele uitdamping de suiker kristalliseerde en het vocht door bijvoeging van acetas plumbic. tribasicus slechts fiaauw troebel werd. Papier, zooals boven vermeld, is met stijfsel (?) gelijmd. Het huidje van stijfsel, in het vochtige papier aanwezig, verhindert het kristalloïd, de suiker, niet te diffuseren, maar daarentegen wel het colloïd, de gom. Zie hier de verklaring die Graham er van geeft: het gelijmd papier kan niet als filtrum werken. Het is niet mechanisch doordringbaar en laat dus niet de geheele vloeistof als zoodanig door. Slechts moleculen, geene massa’s, kunnen door dezen tusschenwand heen gaan. He moleculen zijn het, welke door diffusie worden in beweging gebragt. Maar het water van de geleiaehtige stijfsel geeft niet onmiddellijk een medium voor de diffusie, noch voor de suiker, noch voor de gom af, daar het er scheikundig mede verbonden is, al moge de verbinding ook zeer zwak zijn. Deze waterhoudende verbinding zelf is vast en onoplosbaar, suiker daarentegen even als alle overige kristalloïden, kan uit het hydraat vaneen colloïd , zoo als stijfsel, water molecule voor molecule afscheiden. De suiker verkrijgt op deze wijze de vloeistof, die ter diffusie noodig is en komt zoo doende door den tusschenwand heen, De gom daarentegen heeft als colloïd slechts eene uiterst geringe neiging zich met water te verbinden, kan geen water uit de geleiachtige stijfsel afscheiden, zich geen uitweg door diffusie banen en blijft bijgevolg op den tusschenwand. Deze scheiding, zoo als ze hier voorgesteld wordt, heeft eenige overeenkomst met die, welke plaats grijpt bij eene zeepbel,

200