trine en gomsoorten, looizuur, eiwit, lijm, plantaardige en dierlijke extractiofstofien. Een zeer gering diffusie-vermogen
is niet dé eenige eigenschap, welke aan deze klasse van ligchamen eigen is. Ze worden gekenschetst door den geleiaehtigen toestand hunner hydraten. Ofschoon zeer dikwerf oplosbaar in water, zoo worden ze toch slechts door eene uiterst zwakke kracht in oplossing gehouden. Ze vertoonen of als zuren of als bases of bij andere scheikundige werkingen zeer weinig neiging tot het aangaan van verbindingen. Maar daarentegen schijnt hun eigendommelijk physisch karakter en hunne scheikundige onverschilligheid noodzakelijk, om aan de verschillende voorwaarden, door levende wezens geeischt, te voldoen. Daar lijm een Ware type dezer klasse van ligchamen is, zoo heeft örakam ze colloïden en hunne eigendommelijke aggregaat-toestand colloïdaal-toestand genoemd. Deze toestand is nu juist het tegenovergestelde der goed kristalliserende stoffen en G-raham noemt deze laatsten dan ook kristalloïden. Om colloïden van kristalloïden te scheiden, heeft Graham verschillende wijzen aan de hand gedaan en naauwkeurig onderzocht; hier ter plaatse zal alleen melding gemaakt worden van de dialyse zij, die belang stellen in wetenschap, worden ten zeerste aangeraden, alle door Graham geschreven stukken over de diffusie en daarmede naauwverwante osmose te lezen (1). Dialyse noemt Graham de scheiding van stoffen, welke veroorzaakt wordt door diffusie met behulp van eene eigenaardige zelfstandigheid als tusschenwand. Het eerst zag Graham dit verschijnsel bij de volgende proef: een blad dun, goed gelijmd postpapier, dat vrij van poreuse plaatsen was, werd goed nat gemaakt en daarna op de oppervlakte van water gelegd , dat zich ineen vat van kleiner doorsnede bevond als het papier. Het papier werd in het midden neder gedrukt, zoodat zich eene holte vormde, Waarin eene zekere' (1) Annalen der Chemie und Pharmaeie IXXVII, 56, 139; LXXX , 197; CXXI, 1.
199