dert, welke gebruikt wordt om de bloembladen buiten om de opiumbrooden te bevestigen (deze omkleeding heet „Lewah”) en voor dit doel afzonderlijk bewaard wordt. Inde provincie Benares wordt het maankop-sap eenvoudig inde schaduw ingedroogd en dan de brooden er uit vervaardigd. In Klein-Azie wordt volgens Tex ie r het uitgedroogde sap onder bijvoeging van speeksel, dewijl water het ontstaan van schimmel en alzoo bederf des opiums zou begunstigen, gemengd en dan tot brooden gevormd, In Malwa brengt men het gewonnen melksap dadelijk na de inzameling in lijnolie en droogt het dan inde zon. Eene dergelijke behandeling als in Klein-Azië (doch zonder toevoeging van speeksel) wordt volgens Butler (Atiatic Journal 1886, p. 136) voor het in Bengalen gewonnen opium gevolgd. Naar gelang der verschillende consistentie en evenzoo naar de verschillende verhouding der opiumsoorten op de breuk, schijnt de wijze van bewerking bij de toebereiding der gangbaarste handelsoorten niet dezelfde te zijn, daar het Smyrnasche en Constantinopelsche opium geene homogene massa daarstelt, dat echter steeds bij het Egyptische en Persische opium het geval is. De vorm waarin men de opiumbrooden brengt, is eveneens zeer verschillend. Zoo als bekend is, komt het Smyrnaopium voor in ronde of plat gedrukte massa’s van verschillenden vorm en grootte, welke zelden meer dan 2 pond zwaar zijn, en in papaverbladen gewikkeld en daarenboven nog met rumexzaden bestrooid zijn. Opium van Constantinopel stelt onregelmatige koeken of kleine, vlakke brooden daar, welke vroeger niet met papaverbladen omgeven waren, maar alleen met rumex-zaden bestrooid inden handel kwamen. Tegenwoordig is echter de verpakking eveneens als die van het Smyrna-opium. Het Egyptisch opium bestaat uit brooden van circa 3 duim in doorsnede, welke omwikkeld zijn in Ampfer-bladen; dit is meestal zeer droog, op de breuk meer of minder homogeen , doch vertoont geen vormen van tranen, zoo als de beide voorgaande soorten , terwijl het ook in hoedanigheid daarbij achter staat.

185