als Weissbeeker en ook vóór hem Berg reeds vermeld, zich nog vooral daardoor onderscheiden , dat de verdilskingslagen slechts de 3 binnenste zijden der bijna vierkante cellen innemen, terwijl de naar buiten gerigte vierde zijde zich slechts weinig verdikt. Deze verdikte cellen vertegenwoordigen bij onzen Wintersbast de boven beschreven groepen, die echter geene zamenhangende rijen vormen en bij welke de afzonderlijke cellen grooter zijn , dan die der Canella en naar alle zijden gelijkmatig verdikt zijn. Ten tweede biedt ook de rangschikking van de cellen der bastlaag eenige verscheidenheid, die bij den eigenaardigen, door Oudemans bijzonder op den voorgrond geplaatsten vorm der basteellen van Canella en cortex Winteranus des handels, tegenover die, welke de basteellen van den echten Wintersbast vertoont, reeds alleen voldoende zouden zijn, om te bewijzen, dat er tusschen beide basten een groot onderscheid bestaat. De binnenbast bestaat namelijk bij de Canella alba en den door Weissbeeker onderzochten Wintersbast uit dunne, afwisselende, concentrische lagen van bastbuudels en sehorsparenchym, bij den door den schrijver onderzochten echten Wintersbast daarentegen uit radiaal geplaatste rijen van tamelijk rondachtige, bijna aan die der echte kinabasten herinnerende basteellen en daartusschen liggend parenchym. Oudemans beschrijft ook de basteellen der Canella alba welke hij bij 500—800 malige vergrooting waarnam, als zeer platte, in overlangsche rigting, eigenaardig in elkander gekronkelde cellen, welker lumen (holte) bijna niet te onderkennen is. (Zie zijne Aanteekeningen op het systhematisch en pharmacognostisch-botanisch gedeelte der Pharm. Neerlandica, p. 469 en de afbeelding lig. 126 en 127). Zijn nu reeds uit de vermelde verhoudingen voldoende te bewijzen, dat de echte cortex Winteranus van die des tegenwoordigen handels afwijkt, zoo dragen ook de resultaten eener onderzoeking van het waterige uittreksel van dezen bast, welke evenwel om de zeldzaamheid van het materiaal slechts van eene geringe hoeveelheid bast kon bereid worden, wezentlijk er toe bij om deze overtuiging te bevestigen.

180