De verwisseling van den bast der beide boomeu schijnt reeds zeer vroeg in Engeland te zijn voorgekomen, ofschoon hij zeer van elkander afwijkende eigenschappen bezit en slechts daarin overeenstemt, dat hij bij beide specerijachtig is. Welligt is ook de overeenkomst in werking de oorzaak geweest, dat de echte Winter’sbast door de gemakkelijker te bekomen Canella verdrongen is, toen men begonnen was, de dikkere basten van den stam als Cortex Winteranus aan te duiden , en die van de jongere takken als Canella alba invoesde. Eeeds Parkinson, Hof-Apotheker in Hampton Court en bestuurder van den koninklijken botanischen tuin aldaar, vindt zich bezwaard in zijn „Theatrum botanicum 1640,” dat beide basten zeer dikwijls verwisseld werden, en Bau h i n beschouwdt, zonder verder onderzoek, in zijne „Historia plautarum” de cortex Winteranus en Canella alba als synoniem. Wanneer men de andere beschrijvingen van den echten cortex Winteranus vergelijkt, zoo heldert zich voldoende op, dat hij wezenlijk afwijkt van cortex Canellae, maar dat de authentieke bast, welke Henk el bezit en door Lechler zelf ingezameld en hem door Prof. von Mo hl ter vergelijking was gegeven, volkomen inde kenmerkende eigenschappen met die opgaven overeenkomt. C1 usi u s namelijk beschrijft hem volgenderwijze : „Yiliori Canellae cum substantia turn colore nou valde dissimilem, plerumque tarnen crassiorem, et cineracei coloris, vel fuscum externe parte atque ulmei corticis instar scabrum, interna vero, nonnunquam dissectum et multis rimulis hiantem, tiliae corticis modo, aliquando etiam valde solidum et durum, odore non ingrato sed perquam acri sapore, linguam et fauces non levius urente, quam piper.” Zoodanig is ook de EothergiH’sche beschrijving. Murray zegt in zijn „Systema vegetabilium, 1797, p. 543” bij Wintera aromatica Soland.: „Ex hac cortex Winteranus verus, a Canella alba diversissimus.” Linnaeus Materia medica cur. Schreber (de laatste en Murray hadden de bast van Por ster zelf ontvangen): „Cortex crassus est, externe laevis, cinereus, intus fibrosus bruneus, acerrimus, pungens, 111 S. 4e J. 12

177